vrijdag 23 november 2012

Marrakech - Tafraoute: met grote passen richting woestijn

Dag allemaal, ik schrijf jullie nu vanuit Tafraoute op een wat geïmproviseerde rustdag. Ik moet namelijk weer even bij het internet om wat zaken in Nederland te regelen, en ik heb vanmorgen Tafraoute bereikt en ga er morgen wellicht weer wat later weg. Als ik nu meteen m'n blog schrijf en mijn kleren laat wassen, kan ik hierna in één ruk doorketsen naar Al-Ajoen/Laâyoune.

Ik leef zonder veel besef van dag van de week en toen ik tijdens mijn lunch ineens wat ongebruikelijke geluiden van de minaret hoorde komen en de mannen zich in witte djellaba's richting de moskee zag spoedden, dacht ik: o ja, shit, vrijdag, nu gaat alles dicht. Ik maakte dus maar van de gelegenheid gebruik door zelf ook even wat diepzinnige gedachten te hebben en daarna vond ik alsnog dit internetcafé dat gewoon open is.

17/18 november: Marrakech

Zoals vorige week al opgemerkt is Marrakech wat schoner dan Fez of Tétouan. Dat maakt ook dat de geuren en smaken wat meer tot hun recht komen. Ik was daar in het begin van de dag nog te ziek voor, maar later gaf ik toe: vers gebak, het eerste ijsje dat ik in mijn eentje koop, dadels, een kraampje met sterke (van smaak natuurlijk, wel halal) kaneeldrank en cake. Er worden ook allerlei kruidenzepen, -parfums en -zalven verkocht waarvan de één nog lekkerder ruikt dan de ander. Voeg daar nog bij dat er verspreid door de stad schitterende monumenten van de Arabische bouwstijl staan, en de belevenis die Marrakech heet is compleet. Ik heb voor de verandering eens wel foto's gemaakt van de standaardbezienswaardigheden, zoals deze foto uit het Musée de Marrakech, waarvan het pand spectaculairder is dan de tentoongestelde kunst:

Helaas is het wel zo dat de lieden die al het lekkers verkopen dat vrij opdringerig doen. Ik schreef vorige week dat ze "nee" beter begrepen, maar dat geldt niet voor allemaal. Ze roepen "Hello, my friend, where you from?", geven je een hand, willen je daarmee meetrekken naar hun winkel, en laten niet los, hoe vaak je ook zegt dat je niet geïnteresseerd bent en door wilt lopen. Een jongen sprak mij aan op de Jemaa el Fna, wist door mijn aanvankelijke achterdocht heen te komen, maar toen hij mij een derde keer "toevallig" tegenkwam en hij heel geïnteresseerd deed in wat voor elektronica ik bij me had en hoeveel mijn fiets kostte, kreeg ik er toch een naar gevoel over.
Ze spreken zonder uitzondering van alle Europese talen de steekwoorden, maar ze kennen van geen enkele van die talen ook maar één grammaticaregel. Leemtes in hun vocabulaire in de ene taal vullen ze met woorden uit een willekeurige andere: je hoort dingen als "D'où you vienes?". Een echt gesprek is onmogelijk. Als je je met een vriendelijke opmerking uit hun gezelschap wilt terugtrekken, begrijpen ze die niet of doen ze alsof, zodat je kan kiezen tussen verder toegeven of kwaad worden.
Door die gasten moet je uitkijken dat je niet bij elke Marokkaan die je groet demonstratief boos door gaat lopen.

De jeugdherberg in Marrakech was niet zo leuk als die in Fez. Qua andere gasten zat een voor jeugdherbergtermen oudere franstalige man die zichzelf heel ziek vond, en kwam voor één dag ook Stasiu langs. Hij is een Pool die op de fiets onderweg is naar Kaapstad. Hij heeft een blog op http://arczynski.wordpress.com/ en heeft zo te zien inmiddels zelfs de hoogste piek van de Atlas en Noord-Afrika bedwongen. De grap is dat hij bij al die branievolle daden een stille gast is die met een verlegen glimlachje bevestigend antwoordt dat hij tot Kaapstad door wil gaan.

19 november: Marrakech - Ijoukak

Na twee dagen Marrakech voelde ik me eigenlijk nog helemaal niet klaar met die stad. Er zijn nog allerlei lekkernijen uit te proberen en paleizen te bekijken. Gelukkig is er dikke kans dat ik er op de terugweg weer  één of meer dagen ga verblijven.
Ook zat ik een beetje met het einde van de reis. Op mijn vorige post kreeg ik veel reacties in de geest van "veel plezier met het laatste stukje!", waarop ik dacht, laatste stukje!? Tsja, het is zo. Ik was er aan gewend dat er altijd een volgende stap was, een nieuw land met een nieuw volk, een nieuw landschapstype dat weer een stapje exotischer is dan het vorige. Maar na Marokko en na de Sahara komt er niets meer.
In Marrakech had ik het gevoel dat ik best verder wilde. Ik zou visa, fietsonderdelen en inentingen moeten regelen. Die eerste twee kosten tijd maar zijn te doen, inentingen regelen in Marokko kan wel eens zo'n ramp worden dat je beter voor een paar tientjes met een vakantiecharter terug naar Nederland kunt vliegen om ze daar te halen. Kun je ook meteen je fiets laten nakijken en je ouders even gedag zeggen.
Mijn belangrijkste reden om geen inentingen voor tropische ziektes te halen was dat Mauritanië als onveilig gebied geldt, maar zoals ook met fietshelmen en fietslicht blijkt is veiligheidsbeleving vooral afhankelijk van groepsnormen. Reageerde iedereen in Europa op mijn fietsplan vol ontzag met "Wat? De Sahara!?", hier vraagt men "En na Marokko?". En veel van de beladen fietsers en 4WD'ers die ik tegenkom gaan zorgeloos Mauritanië tegemoet. En dan voel ik me stiekem een beetje lullig.
Ik zat ook in mijn hoofd met de duur van drie maanden - zelfs onafhankelijk van de veiligheidssituatie was ik niet van plan geweest verder dan Nouakchott te rijden. Ik weet eigenlijk niet meer waar ik het op baseerde.
Maar nu heb ik er ook wel weer vrede mee. Als ik dan weer bij zo'n klein etenswinkeltje komt dat precies hetzelfde kleine assortiment heeft, weer "Hallo" en "dankjewel" in het Arabisch zeg maar verder geen praatje kan maken, dan merk ik dat ook dat een sleur is geworden. Ik heb ook wel eens gelezen dat je bij bijvoorbeeld een nieuwe baan na drie maanden weer sleur ervaart. Wat dat betreft kan het wel eens de ideale duur zijn!

Reed ik Marrakech in langs sloppenwijken, eruit gaat het via de elitaire kant. Brede boulevards, grote villa's, en een golfbaan of drie. Een vrijliggend fietspad langs de ene boulevard, een parallelbaan voor langzaam verkeer (fietsers, brommers, muilezels) langs de andere. Als de weg de stad dan toch verlaat, rij je door een rommelige vlakte die een beetje aan het Amerikaanse buitengebied met verspreide grote huizen en nieuwbouwwijken doet denken. Naarmate je verder van de stad komt en meer doorgaande richtingen zich aftakken wordt de weg steeds rustiger. De pasweg van de befaamde Tizi-n-Test (toch niet zo befaamd dat ie een wikipedia-artikeltje heeft) is op een enkele vrachtwagen met lifters na zelfs helemaal leeg; blijkbaar neemt alle doorgaande verkeer over de Atlas de grote weg Marrakech - Agadir en is de kronkelige Tizi-n-Test alleen iets voor aanwonenden en toeristen. Da's mooi voor mij!
De Atlas ligt weer als een dreigend, besneeuwd bastion in de verte. Ondertussen klim ik vals plat door de vlakte van 500 naar 800 meter boven zeeniveau. Bij Tahanaoute begint het bergachtig te worden. Eerst rij ik door kale heuvels met begroeide dalen die aan de Groene Vallei van Platvoet en z'n Vriendjes doen denken. In Asni is het soek (wekelijkse markt). Het is eigenlijk verbazingwekkend hoe groot het verschil is tussen levensmiddelenverkopers die vaste prijzen hanteren en je het wisselgeld nog na komen dragen, en de andere handelaars die vervelend zitten te ronselen.
Na Asni rijd ik tussen de echte bergen, maar het dal blijft nog redelijk vlak. Op de bodem stroomt een breed uitwaaierende rivier. Het lijkt erg op het dal waar de weg van Aghbala naar Imilchil doorheen loopt, krap twee weken geleden. Ik krijg heel veel zin om langs de rivier te kamperen en even later zie ik inderdaad een vlak plekje. Het is niet helemaal uit zicht van de pasweg, maar mijn angst voor echte criminaliteit is eigenlijk erg gedaald naarmate ik Marokko meer leer kennen. Men mag een toerist hier graag tillen, maar ik zie niemand die ik ervoor aanzie geweld te gebruiken, en hoor ook nergens verhalen in die geest.

20 november: Ijoukak - Olad Berhil

De Tizi-n-Test. Hij prijkt in elke reisgids van Marokko als misschien wel de mooiste en misschien ook wel de gevaarlijkste weg van Marokko. Een must-see, als je durft. Het was de enige bergpas waarvan ik al voor vertrek wist dat ik hem wilde gaan doen. En dit was de dag.
Het viel niets tegen. Voor fietsers zijn de grote wegen in Marokko gevaarlijker dan zo'n rustige bergweg, en de uitzichten mogen er zijn. Je ziet als je de bocht uit kijkt soms vier of vijf andere plekken waar je eerder geweest bent op verschillende hoogtes tegen verschillende bergwanden liggen. In een afdaling zoals bij de Tichka heb je geen idee hoe en waarom dat zo aangelegd is, maar in de klim heb je meer tijd om te kijken en na te denken en kun je de wirwar doorgronden.
Ik was 's morgens om 7:40 weg, lang geleden dat ik tent inpakken en ontbijten zo vroeg geregeld had. Het valt me op dat er nadat ik aankwam nog een open vrachtwagen met mannen in de open laadbak over een piste door de rivier gereden was, en dat diezelfde wagen er 's morgens voor mijn vertrek al weer de andere kant op was langsgekomen. Zij die werk hebben maken hier lange dagen.
Het dal waar je doorheen rijdt is mooi met kleine irrigatiekanaaltjes die met hun kraakheldere snelstromende water op de sprengbeken van de Veluwe lijken. Ze voeden de populieren en fruitbomen die in het dal groeien. De dalwanden zijn begroeid met dennenbos, en daarboven zie je de ongenaakbare grijze rotsen van de bergen met grote vlekken sneeuw.
Daarna rij ik in een sportief tempo omhoog door alle slingers. De weg is door de Fransen prachtig aangelegd: het ziet er spectaculair uit maar ondertussen is het stijgingspercentage beschaafd en gelijkmatig, een goed voorbeeld van wat fietsers een "loper" noemen. Echt hard gaat het met de bagage toch niet en ik moet de bestorming één keer onderbreken voor een uitgebreide lunchpauze. Zo rond 14:00 ontstaat er wat verwarring over het hoogste punt. Eerst passeer ik met de GPS-hoogtemeter op 2080 een ongemarkeerd bergzadel. Zou dat 'm zijn? Maar volgens mij had ik op het internet al foto's gezien van mensen bij een monument op de top...
De weg gaat opnieuw klimmen en de GPS-hoogtemeter gaat hoger dan de algemeen geaccepteerde hoogte van de Tizi-n-Test op 2092. Blijkbaar is het ding toch ook niet zo goed. Bij een mobiel-mast op volgens GPS 2169 meter gaat de weg weer dalen. Was dít 'm dan? Ik hou maar vast een eetpauze, terwijl ik eigenlijk op de pashoogte wat had willen bestellen, want mijn maag begint te rammelen.
Eén bocht voorbij dit punt zie je dan echter een bergzadel waar een paar bouwseltjes staan: dat kan niet meer missen! En inderdaad:
GPS geeft daar 2165 meter; waarschijnlijk is het dus niet het hoogste punt in de weg. Wel verkoopt men er naast de afgebeelde snuisterijen thee en omeletten. Het is inmiddels 15:00 geweest en besluit dat de omelet ook maar als diner moet dienen, zodat ik nog wat extra kilometers kan maken. Er zit salade bij, en ik zie de praterige baas en slungelige helper Driss die daar als twee mannen onder elkaar het restaurant runnen er niet voor aan veel hygiëneregels te respecteren. Toch eet ik de salade maar op, dineren zonder groente en fruit is ook zo wat. En ik heb achteraf nergens last van gehad!

Ik begin weer aan de afdaling door de bevestiging van de bagage nog eens goed te controleren en de fiets daarna helemaal te laten gaan, maar ik merk al snel dat dat met alle kuilen in de weg en verzakkingen langs de afgrond geen goed idee is. Dit is in tegenstelling tot de Tizi-n-Tirherhouzine-zuidzijde en de Tizi-n-Tichka-noordzijde geen afdaling om los te gaan als op een motorfiets. Dit is een plek om als op een elektrische fiets 25 per uur te rijden zonder er iets voor te hoeven doen, en vaak te stoppen voor een foto. Uit die houding is deze plaat voortgekomen:

(Oeps, ik zie nu pas dat ik er zelf als schaduw op sta!)
Zoals je hier ziet, is de zuidkant van de Tizi-n-Test vrij groen, veel groener dan de zuidzijde van de andere twee passen over de Hoge Atlas die ik heb gedaan. Het is zelfs groener dan de noordkant, maar wel andere vegetatie dan ik eerder heb gezien: arganbomen (dat de Limburgse wikipedia daar wel iets van weet en de Nederlandse niet is vreemd, maar het is niet anders) met een ondergroei van gras. De arganboom heet ook wel geitenboom, en dat is hierom:


De berggeiten wenden al hun lenigheid aan om ervan te eten, hier staan ze rechtop, maar ze schijnen er zelfs wel eens helemaal in te klimmen.

Onderaan de Tizi-n-Test sta ik ergens een foto te maken als Brendan O'Brien voorbij vliegt. We rijden een eindje samen op. Hij heeft voor mijn doen een moordend tempo; ik merk dat mijn kruissnelheid erg gezapig is geworden. Mijn uitrusting met kwijtgemaakte fietshandschoenen, niet meer werkende klikpedalen en sharia-verantwoorde lange wijde broek nodigt ook niet meteen uit tot racefietserij. Brendan is een Ier onderweg naar Kaapstad. Blijkbaar is de standaardroute daarvoor die via Rabat (om je visum te halen), Marrakech en dan over de Tizi-n-Test naar Agadir. Hij is in Asni begonnen en wil nog naar Taroudante hoewel de avondschemer in de aanslag staat. Dat betekent een dagafstand van dik 170 km, over de Tizi-n-Test, zijnde de Galibier van het donkere continent, de Mont Ventoux van de Moren. Ik ben toch een getraind schaatser en fietser, maar zoiets met bagage gaat mij ver boven de pet. Zelfs in het vlakke Nederland kwam ik op een dag met als doel 'kilometers maken' niet verder dan 140 km. Misschien had ik er door tot in het donker door te rijden en in een hotel te slapen dik 170 van kunnen maken, maar dan had ik er nog geen bergpas bij gehad.
Hijgend naast Brendan rijd ik een kampeerbaar stuk grasland met arganbomen zonder hekken voorbij, en kom ik in Olad Berhil als de avondschemer inzet. Er staat een aanwijsbordje naar een 'Palace Hotel' en ik rij daar maar heen. Dat 'Palace' zal wel een naam zijn, en uiteindelijk heb je toch goedkope stinktoiletten en een lage prijs.
Dat mag meestal zo zijn in Marokko, maar niet hier. Heet het paleis, dan is het een paleis. Hier is een foto van de ontbijtzaal:
Het paleis is in 1860 gebouwd door een pasja, een Berber-stamleider. En het mag er wezen met dit soort pronkzalen die zelfs in Marrakech indruk zouden maken en een grote palmentuin. De rekening is vrij gepeperd en zorgt ervoor dat ik na mijn vertrek ineens om cash verlegen zit, maar het is nog goedkoper dan sommige overnachtingen in Frankrijk en Spanje.
Ik geef ze geen fooi, omdat ik geen geschikt bedrag in de portemonnee kan vinden (fooi geven door te vragen te wisselen voor een ander bedrag dan op de bon staat is een Nederlands gebruik dat in mijn ervaring ten zuiden van de Pyreneeën niet wordt begrepen; je moet de fooi echt als een losse gift geven). Ik rechtvaardig deze krenterigheid met de gedachte dat ik voor deze prijs toch wel een uitgebreider ontbijt kan verwachten en ook een wastafel die wél goed aan de muur vast zit. Zo zie je dat als iets duur is, de consument ervan vanzelf een zuurpruim wordt, wat dus die altijd muggenziftende recensies van sterrenrestaurants verklaart. De baas van het hotel blijft mij echter nog de hele tijd verwijtend nakijken terwijl ik op de stoep voor het hotel de ketting smeer.

21 november: Olad Berhil - de buurt van Souk-Tnine-Toufelaazt

Deze ochtend wil ik bewijzen dat ik ook best hard kan fietsen zoals Brendan dat kan, en een vals plat naar beneden en een stevige rugwind helpen daarbij. Ik ga 30 per uur, en het mooie is dat nu ook de motorvoertuigen lijken te begrijpen dat je met die snelheid niet even makkelijk de berm in kunt duiken. Ik ben rond tienen in Taroudante, terwijl ik had gedacht daar bij de lunch te zijn.
Ik rij hier door de Souss-vallei, een breed rivierdal tussen de Hoge Atlas in het noorden en de Anti-Atlas in het zuiden. De grond in de Souss wordt hier en daar gebruikt voor arganbomen, op andere plekken voor citrusvruchten en weer andere delen liggen min of meer braak en zijn een soort savanne met cactussen en verspreide bomen. Er zijn ook wat weiden en ik passeer zowaar de Jaouda-zuivelfabriek waar de Mixy-drinkyoghurt wordt gemaakt die hier door alle kleine kruideniers wordt verkocht en mij door menige diarree-aanval heen gesleept heeft.
De passage door Taroudant gaat over een brede, aangeharkte boulevard die niet alleen bankjes maar zelfs ook prullenbakken op de stoep heeft staan. En zoals overal in Marokko waar het mooi aangeharkt is staan er billboards met daarop afgebeeld de koning, opperbevelhebber der strijdkrachten en aanvoerder der gelovigen Mohammend VI:
 
Na Taroudant gaat het gauw minder: de wind komt nu van links opzij, en er zijn wegwerkzaamheden bij de brug over de Souss. Daarna moet het verder op een kleiner weggetje waar ik even weer hard opschiet, tot mijn achterband ineens plat blijkt te zijn. Het is lekke band nummer drie op deze reis.
Het blijkt dat de buitenband achter, toch een echte Schwalbe Marathon, behoorlijk op is. Ik heb hem in de haast bij de kapotte spaak in Fez verkeerd om gemonteerd, en gedacht dat dat wel los zou lopen. Zou het toch een snelle slijtage in de hand gewerkt hebben? Hij zit nu in ieder geval weer goed om, en ik geloof dat het om de verticale as omkeren sowieso een goede manier is om nog wat extra levensduur uit een afgeleefde buitenband te peuren. Zo moet ik in ieder geval Tafraoute kunnen halen, en daar op zoek gaan naar een nieuwe 42 millimeter brede band.

Daarna is het lunchtijd en voor het eerst staat het vaste menu van Marokkaans rond wit brood, La Vache Qui Rit en chocopasta mij tegen. Ik kan het oplossen door meer vers fruit te eten, maar dat is op veel minder plekken te koop dan voornoemde zaken. Op het platteland moet je voor verse dingen maar net een soek treffen, terwijl de kleine levensmiddelenwinkeltjes in ieder dorp 7/7 iets van 14 uur per dag open zijn.
Na de lunch volgt al gauw de Anti-Atlas. Het is op de noordzijde daarvan verbazingwekkend groen voor de breedtegraad. Er staan arganbomen en daaronder groeit gras met veel gele bloempjes ertussen:
 Het gekke is dat je nergens oppervlaktewater ziet - ondanks de weelderige plantengroei staan alle rivieren en beken droog, inclusief de Souss zelf. En over weinig water gesproken, ook mijn drinkwatervoorraad raakt op.
Ik zet mijzelf op rantsoen en rij extra langzaam om niet te veel te zweten. Eerder was ik wel eens met 5 liter water vertrokken, maar dat was dan achteraf niet nodig, en zo word je roekeloos en nu zit je met de gebakken peren. De klim is niet aflatend zwaar, de nieuwe asfaltweg volgt de oude piste die er op de Michelinkaart nog ligt, en die was niet subtiel aangelegd. Ik krijg een slecht humeur.
Dat wordt weer beter als de helling afplat en er weer gehuchten met landbouwgrond verschijnen, waar men ook water verkoopt. In het tweede gehucht vraag ik bij het beschikbare gezag - dat wil zeggen, de levensmiddelenwinkel - toestemming om mijn tent neer te zetten en ga daar lekker zitten koken. Een man komt buurten in het Berbers of Arabisch, ik denk dat hij mij wil uitnodigen voor thee. Ik wil dat toch wel eens meemaken, bij zo'n boerengezin thuis, en zet mijn spullen in de tent om daarna mee te gaan. Als ik de brander in de tent zet denkt de man echter dat ik in de tent wil gaan koken. Is het dan toch geen uitnodiging? Misschien zegt hij alleen maar dat ik om hulp kan komen vragen in de richting waar hij wijst, als nodig. En dan zit ik meteen aanstalten te maken om aan zijn eten en drinken te gaan zitten. Wat ben ik toch een profiteur...
Dus toch maar doorgegaan  met de kookvoorbereiding. Net als eerder in de Jebel Saghro komen mensen vriendelijk groeten, maar word ik niet thuis uitgenodigd. En dat is zo natuurlijk beter.

22 november: de buurt van Souk-Tnine-Toufelaazt - Âït Abdellah

52,9 kilometer. Dat is toch geen dagafstand voor een man? Voor een vader misschien die een weekendje met zijn achtjarige zoon gaat fietsen. En toch staat het aan het eind van de dag op mijn telefoonscherm. Het gekke is dat er geen echte oorzaak voor is aan te wijzen. Ja, er was weer een platte band. Ja, er waren veel hoogtemeters. En tegenwind. Maar dat weerhield mij er eerder ook niet van gewoon 80 à 90 km te doen. Het is het gevoel uit de verhalen over fietsvakantie die Bob den Uyl schreef: iets is misgegaan, maar je weet zelfs achteraf niet precies wat en al helemaal niet hoe je het had moeten voorkomen.
De dag begon al demotiverend. Ik had gisteravond door de afvlakkende klim het idee gehad dat ik boven was, en dat er nu een daling zou komen, maar ik ben deze dag nog weer eens 700 meter gestegen waarbij het nergens vlak was. Ook had ik opnieuw een waterprobleem omdat het winkeltje waar ik 's avonds kampeertoestemming had gevraagd nog dicht was, en ik geen zin had om te gaan afwachten wanneer het de eigenaar zou behagen de tent los te doen. En de wijsheid is dat je in Zuid-Marokko altijd flessenwater moet drinken.
In de eerste winkel langs de weg, na een kilometer of 8, begrepen ze geen Frans en ook mijn poging tot Arabisch (volgens officiële bronnen "am-maâ", maar als de Marokkanen het zeggen hoor ik het als "amman") bleef onbegrepen. Met drinkgebaren doordrong ik hen ervan dat ik water wilde en met het noemen van plaatsnamen wisten ze zelfs nog mijn route te achterhalen.
Nadat in Souk-Tnine-Toufelaazt alle bevoorradingsachterstanden waren opgelost, gooide ik het gas erop. Dat moest er echter na een half uur al weer helemaal af, want de achterband was opnieuw lek. Het bleek dat de plakker van de dag ervoor een beetje had losgelaten. Waarschijnlijk is de instructie van minimaal 5 minuten wachten voor Nederlandse bandenplaksolutie niet berekend op droge woestijnwind in de zon, en had ik nu eens wel moeten toegeven aan mijn ongeduld.

Daarna kwamen er weer eens twee kinderen om een stylo (balpen) bedelen. Dat is ooit ontstaan doordat goedbedoelende toeristen pennen (om te leren schrijven) uitdeelden aan kinderen die om snoepjes vroegen, maar het gebedel om pennen is inmiddels een plaag op zichzelf. Alleen had ik werkelijk een pen over, een onpraktische uitgumbare pen die ik had gekocht omdat ik zogauw geen gewone kon vinden, en voor de grap besloot ik toch eens toe te geven aan het gebedel. Het is inderdaad leuk om te zien wat er dan gebeurt. Eerst volgt er een stortvloed van dankbaarheid; de raarste kwibus van de twee probeerde zelfs mijn hand te kussen. Daarna wilden ze echter ook een cadeautje voor de ander, ondanks mijn gebaren dat ze maar moesten delen, en gingen ze weer net zo hard bedelend meerennen. Pas bij een stukje afdaling kon ik ze definitief afschudden.

Naarmate je hoger en verder komt verandert het landschap. De grazige Anti-Atlas wordt rotsiger en bruiner en de arganbomen maken plaatsen voor een ander soort loofboom met lange bladeren en grote knoppen. Uiteindelijk bereik ik tegen het eind van de middag het einde van de kleine weg die op de kaart nog als piste staat. Er staat daar een mooie geïmproviseerde wegwijzer:

 Vrij gauw daarna zie ik een schaars bereden karrespoor dat over een heuvel naar een plek buiten het zicht van de weg leidt. Voorbij het eind van dat spoor vind ik deze mooie privé-oase om in te overnachten:
Het is daar wel erg rotsig, wat ik probeerde te handlen door de scherpste stenen aan de kant te gooien en alleen op mijn slaapmatje in de tent te zitten, maar eigenlijk was het toch echt te gek. Ik hoop hard dat het in de woestijn voorbij de Anti-Atlas lukt om goede oppervlakken voor de tent te vinden, maar zie er met wat zorgen naar uit.

Trouwens sta ik er jaarlijks op 22 november bij stil dat 22 november, en wel in het jaar 1998, de vroegste datum is waarop ik op natuurijs heb geschaatst. Na een nacht lichte en twee nachten matige vorst was mijn vader maar eens gaan rondbellen langs zijn schaatsvrienden, en bij Stef uit Loil was het raak. Triomfantelijk kwam hij de woonkamer binnen rennen en riep: "Mo'j heure, Stef het net met Paul gebeld, en hi-j het ies!". Over 't algemeen werd er bij ons thuis tegen de kinderen geen dialect gesproken, maar de winter is een oerkracht die de verwijfde standaardtaal niet duldt. En als ik zo aan deze dag terugdenk krijg ik wel weer zin in speculaas, erwtensoep, pannenkoek, en mandarijntjes die niet geel maar knaloranje zijn.

23 november: Âït Abdellah - Tafraoute

Opnieuw vroeg weg, en vandaag geen enkel bevoorradingsprobleem. En na een laatste stukje klimmen komt daar dan ein-de-lijk weer eens een afdaling! Opnieuw een vliegende afdaling met bulderende wind en drukpijn in je oren als in een landend vliegtuig. Hij leidt naar een mooie bergvallei met on-Marokkaans grillige rotswand aan de noordkant. Daarna links en nog een keer een paar meter klimmen naar Tafraoute, waar ik zoals gezegd moet stoppen om wat zaken te regelen.
Ik was al in Tafraoute om 10:30, dus kan meteen álles regelen wat er na een week fietsen te regelen valt, en morgen weer met hernieuwde kleding, fiets etcetera verder richting de grote leegte van de volle Sahara.

De route

Geen ingebedde kaartjes meer, die waren volgens mij retetraag en de mensen zonder AdBlock zagen volgens mij ook meer advertentie dan kaartje. Vorige week waren er daarom helemaal geen routes, nu dus als tekstlink voor de afgelopen twee weken. Voor de liefhebbers:


Een atheïstisch vrijdagmiddaggebed

Religie. Zoals zoveel éénentwintigste-eeuwse Nederlanders heb ik daar niet veel mee op. Ik ben wat in de technische termen een "sterke agnost" of een "zwakke atheïst" heet: ik geloof dat je niets kunt weten over de onzichtbare werkelijkheid achter het zichtbare. En bovendien dat alles wat je erover zegt, of je het nu Bijbel of Koran of Veda's noemt, onzinnig gewauwel is.
De meeste mensen op de wereld geloven echter wel in enige vorm van zulk gewauwel. Met name ook vrijwel iedereen in Marokko, en ik moet vaak rekening met ze houden. Zoals wanneer de receptionist in het hotel net staat te bidden, of wanneer nu op vrijdagmiddag alle winkels dicht zijn en de straten uitgestorven. En weet je, op zo'n moment voel ik ontzag voor die mensen die in het gewauwel geloven. Omdat zij wél de tijd nemen om te reflecteren, om te kijken of hun gedrag in overeenstemming is met wat goed is. Of zij misschien dingen anders moeten aanpakken om een beter mens te zijn.
Die reflectie ontbreekt vaak in het leven van de westerse mens. Wij hebben geen zondagmorgen of vrijdagmiddag waarop wij even oog in oog staan met onze principes. Wij zeggen humanist te zijn, het geluk van mensen (en in beperkte mate sommige dieren) na te streven, maar wanneer controleren wij of ons gedrag dat doel dichterbij brengt?
Daarbij, wij hebben dan geen religie met heilige geschriften en afgekondige dogma's (hoewel...), maar een geloof hebben we wel. Want dat we geluk van onszelf en anderen moeten nastreven, dat kun je niet zien in de natuur of aantonen met een proef in het lab. We nemen het maar aan, omdat de alternatieven zo naargeestig zijn. Net zoals het voor een christen of moslim naargeestig lijkt zijn geloof op te geven.
De verschillen tussen "ongelovigen" en religieuze mensen zijn veel kleiner dan opgefokte agitatoren in beide kampen ons willen doen geloven. Uiteindelijk komt het erop aan hoezeer jij je eigen verlangens opzij kunt zetten om het goede te doen. En wij atheïsten kunnen daarbij iets van onze religieuze medemensen leren.

zaterdag 17 november 2012

Tinghir - Marrakech: Oasis Hopping

So indeed, I made it to Marrakech, the radiant city to which the country owes its name. This picture shows my bike on the Jemaa el Fna, the busiest square of Africa, looking towards the minaret of the Koutoubia mosque:

The shortest route to the youth hostel in the Guéliz quarter was straight through the medina. Great thanks to the anonymous hero who mapped it in OpenStreetMap, so I could ride through the maze like I'd lived there for years, routinely avoiding handcarts and mopeds squeezing past, only casually glancing at my phone screen sometimes!

But the most salient experience of the last week is the confrontation with the phenomenon of the oasis. Every time I reach a green palm grove lined with ksar villages after half a day of pedaling through brown nothingness I feel a great sense of achievement and even revelation. And after the light rain in Tinghir the desert finally delivered on its promise: a burning sun in a plain heavenly blue blanket above your head. I changed my dress accordingly and adopted this desert cycling look:


Also, the tourism industry in and south of the Atlas mountains is different from the one in the cities. It is more oriented towards adventurous wanderers, travelling by 4WD, motorcycle or bicycle. I felt more understood there than in mediterranean Morocco. There are fewer souvenir shops selling cheap crap at high prices, and the auberges that provide accomodation along the pistes are sometimes spartan in facilities but always give you high-carb food in lavish quantities.

The area is sparsely populated, which is reflected on the roads. You can follow the red lines on the 1 : 1 000 000 map with your bike and still feel alone among the endless rock. Again, quite a difference from mediterranean Morocco where trucks and shared long-distance taxis make that you have to be on your guard all the time.

Marrakech, on the other hand, is very busy as the second city of Morocco, but still it's cleaner and less chaotic than Tétouan or Fez. I didn't see goats or sheep in the city centre and garbage is collected instead of scattered. Also, the hustlers trying to sell you souvenirs or guided tours are present in even greater numbers, but take "no" for an answer more easily.

9th of November: Tinghir

Wrote my blog post and met Anne-Sophie and Loïc on the campsite. They're from France and riding to and around Morocco, passing through Tinghir on their way to the sand dunes near Merzouga that are referred to by the tourist industry as "the desert". They share my observation that every place that calls itself a restaurant in Morocco is to be avoided. They are usually tourist traps that are too expensive to the point of ripping you off, and leave you with diarrhea unless you order a tajine, which must be well-sterilized after some 20 minutes of simmering.
It looks like Moroccans don't ever go "eating out" like westerners do. If they have something to celebrate, the wife and mother spends a day in the kitchen cooking a delicious meal. Eating outside of a home is only done if you're on the road or in a hurry, and thus tends to happen in low-profile fast food outlets advertised with the word "Snack". That's where you see Moroccans eating and where you'll get a better deal too.
Anne-Sophie and Loïc have a nice website at http://www.bicyclou.fr/

10th of November: Tinghir - Ikniouen

So today I finally set out to cross some mountains on unpaved tracks, referred to as pistes here. First I did some more shopping in Tinghir, and tried to find a mechanic or blacksmith that could make the missing part for my click pedals, to no avail. For mountainous rough tracks I find it easier anyway to be able to quickly move a foot of the pedal to keep your balance.
The piste from Tinghir to Ikniouen, in the heart of the Jebel Saghro, is a good one. It's not really paved, but still surfaced with a layer of loam, and the slopes are never very steep. Here and there crews are working on improving it further; perhaps they are preparing it for a visit of the asphalt machine some time soon.
The ride is easy and not terribly eventful. Immediate after Tinghir, there is another oasis with date palms and a village, but after that, it's fields of little rocks with some heather-like plants. At a little mountain pass at about 1850 metres, I meet a guided French group of motorcyclists. After that pass, I enter an inhabited valley again, but the road goes through the desertlike pebble fields somewhat above the valley's bottom. I find a flat spot out of sight from the main road and build my tent there. I finally use the second cooking pan I bought before entering Morocco to make couscous with some fried vegetables and olives, which is the best camping dinner I ever made. Locals come by for a chat, and offer help, but do not try to convince me that I should stay in their home as they did elsewhere. Perhaps, along this piste, they're very accustomed to campers.

11th of November: Ikniouen - before Nekob

The morning is freaking cold, and when I inspect the rear wheel again, I see that a spoke has broken again. I true the wheel with one spoke missing - that seems less dangerous than trying to do serious bike mechanicery    here on the pebbles in the middle of nowhere. That night, I would unscrew the spoke from nipple, and conclude from the absence of Loctite that it is the replacement spoke that broke again. Perhaps the hole in the flange is damaged so that is now has a spoke-cutting sharp edge. So I'm just carrying on with 35 spokes in the rear wheel for now.
In Ikniouen I buy groceries, assisted by Mohammed, a pubescent boy who I met on the way to the village. He is sent out on his bike to get a can of sardines. He guides me to the bakery in a back street and refuses any compensation for that.
Near Ikniouen there is a bit of paved road, but after a few kilometers I leave it for the piste that leads over the Tizi-n-Tazazert, which is a mountain pass at 2200 m according to Michelin, 2283 m according to the Rough Guide, 2300 m according to the gîte d'étape located near the summit, and 2330 m according to my phone's GPS.  The piste is much worse than the one from Tinghir to Ikniouen and it takes me perhaps two hours to climb the 400-ish meters from Ikniouen to the pass. I have a break on the summit to eat something, and then appears a moped driven by Youssif, a 12-year-old son of the lady running the gîte d'étape. I suppose driving a moped at 12 is as illegal in Morocco as it is in The Netherlands, but you're as likely to see gendarmerie royale on the Tizi-n-Tazazert as you are to see a barbary ape in the Flevopolder. He is late to convince me to visit their café, I already ate food I brought myself, but can still take this picture:
So there we have the unpaved African high mountain pass that I was looking for. The rock spraypainted in pink formed part of some kind of finish line. Perhaps there's been an MTB race there.

The piste for the descent was even worse than the one for the climb:
This is good stuff for a technical downhill rider, not for a trekking bike loaded with full intercontinental camping gear. While downhill mountain biking is considered an extreme sport, doing it with my bike is more like chess: planning your strategy in advance and executing it with slow, controlled, steady movements.
It does help to empty the mind: you have to plan your line, watch for little rocks, steer, brake and pedal. The pedaling has to provide traction at the right times, but not make the bike go so fast that the bags fall off at the bumps.

Then, coming around a corner, I see some bags and gas canisters on the piste. Looking around, I also see 2 mules on one side of the piste and a helpless girl of about ten years old on the other side. She is covering her face with her hands.
Shit. I have to help her. Get the baggage back on the mules. But how? Until two weeks ago, I knew mules only from history books. I can't see how the bags were supposed to fit and what made the whole thing fall apart.
Happily, after maybe half a minute, a small motorcycle appears from the opposite direction. The rider is the kind of old-fashioned farmer who does not blink his eyes, and speaks soothing words in Berber to the mules as he loads the stuff on their backs again. I offer him my supply of packing material, and the tie-wraps come in truly handy, so I also get a bit of the savior role too in the end.
Then, also a woman who is presumably the mother of the girl appears. We exchange thanks and everyone continues in his own direction with a great smile on his face.

I do not make much progress and around 15:30 I am still 27 km away from Nekob, the planned end point, and there is a fierce headwind. I pass by the auberge near the Bab-n-Ali, a famous peak formation, and after initially riding on I return to it to stay there for the night. The auberge is 27 km away from the nearest paved road, is not hooked up to the electricity grid , and has no heating against the cold winter nights in the mountains. To counter this, they have a solar panel and the pisé walls retain the afternoon heat very well. My room looks like this:

The owner is a modest and honest man. Youssif told me that the three tourist accomodations along the piste have to live off 2 4WDs and 1 motorcycle per day on average. The auberge owner confirms this. He says that earning a living here is hard at times. Still, when a convoy of two large French 4WDs with 8 people passes by, and they stop to ask how far the paved road still is, he says: "27 km. Good piste from here on."

 12th of November: before Nekob - Tamnougalt

The piste is indeed good, and offers spectacular views over a canyon-like valley with a green bottom. I reach  Nekob around 10:00 so I can get some more supplies again. From Nekob on, I follow main roads through the river valleys in the desert. Where these valleys are wide and flat, the river water, coming from the Atlas, is diverted with irrigation canals to forests of date palms. It makes for the beautiful view where you have a lush green palm forest at the bottom, then earth-colored ksar villages above that, and above that the huge earth-colored mountains. I already had pictures of such valleys last week, but now I also have them from the inside:

After taking a small road on the opposite site of the river from the main road Zagora - Agdz, I ended up spending the night in this riad (cosy bed-and-breakfast in historical building) in Tamnougalt. This happened so because the guide for the famous Tamnougalt kashbah lured me into it, insisting for example that I take my bike into the narrow village alleys, so that of course I won't feel like manouvering it out again in the dying minutes of the afternoon.
Nevertheless, it was a very nice place. The house is owned by a French woman, who happened to be present with a friend, and managed and restored by Mustafa, a man from Ouarzazate. We had dinner together, talking about the history and about the dates that are grown there. The box I'd bought on the bridge over the river Drâa contained probably the first dates I'd ever eaten in my life. They're like bananas: sugar and starch. The difference is that a banana has a skin and dates have a stone.

This day I also saw a rotting dead donkey by the roadside. I saw what that strange grey-black thing was only seconds before I would reach the point where the wind would be blowing from it in my direction. Even as an urban child I had the reflex to reach for my nose, but the kick of the stench hit just before my hand reached it. Happily it was not bad enough to make me throw up instantly, as is reported by people who open up freezers full of meat that have been left thawed for months.

13th of November: Tamnougalt - Ouarzazate

In the morning the guide from Tamnougalt accompanies me to the cash machine in Agdz, because I don't have enough cash to pay for my stay. This was agreed already at check-in, no worries. In  Agdz I also have to buy sunscreen; the lowest protection factor they have is 50. After Agdz this day was all about the traversal of the Tizi-n-Tinififft, a high point in the road along the Drâs river at some 1660 meters above sea level. First there is a climb, then an annoying plateau with lots of little ups and downs and then the descent to Ouarzazate. In the ascent I even see some longboarders coming down:
From the pass I can see the High Atlas. Only a couple of days ago, I crossed it in only a t-shirt, but now it is covered in snow.
In Ouarzazate there is a cheap municipal campsite. I build my tent there and cook another delicious variant of camping couscous, with hot pepper this time.

14th of November: Ouarzazate - Telouete

The cold was biting this morning and that made that I was not up and running as early as I'd hoped to be. Cold nights are no problem, I have a sleeping bag for that. But the cold mornings, when you get up and have to break down your tent, which does not work with gloves on, those are a bitch.
Leaving Ouarzazate I pass by two film studios. Somehow the southern oases of Morocco are popular for shooting films. It doesn't matter if the director needs a dusty landscape to repesent Utah, the Sahara or Central Asia; it's here that the footage is shot. In Tamnougalt, for example, some parts of The English Patient were filmed.
I take the small, old route from Ouarzazate to the Tizi-n-Tichka pass over the High Atlas. Traditionally, the road over the Tizi-n-Tichka went by the Ounila river and then past the fortress of the Glaoui family. The French wanted to reduce the power of the Glaoui, and to that end constructed the paved pass road via another route. Recently the old route has also been paved and I ride that. It goes through such a beautiful oasis valley again. The special thing here is that the green valley is almost uninterrupted from 1000 to 1900 meters of altitude, so you can see the vegetation change from a date palm oasis to an alpine pine forest gradually. On the mountains, you start to see alpine tundra instead of desert.
I stay for the night in Telouete, the place of the Glaoui's kashbah (Berber fortress). The latest incarnation was built during the French colonial era, when the Glaoui leader ruled most of the South of Morocco under French supervision with the title Pasha of Marrakech. He was notorious for his decadent parties and his collection of sports cars. The kashbah interior has the typical Arabic decorations with zellige mosaic, cut-out plaster and cedar wood that I've come to know since Sevilla.
I stay in a hotel that has no heating nor pisé walls, and the nights are cold even inside. I hide under two layers of thick Berber covers.

15th of November: Telouete - Âït Ourir

This is the day of the Tizi-n-Tichka, the highest mountain pass road constructed by the French colonial regime, with a series of spectacular hairpin bends that is featured as the cover photo on my Michelin map of Morocco. I leave Telouete around 7:45, not before buying some bread straight from the oven at this bakery that still uses a woodfire:

You know, I used to hold some contempt for those who idealize "artisanal" food containing only "honest" "natural" ingredients, and long for the times when people still bought their food right from the farmer or craftsman who had made it. I thought - and still think - that we're much better off now, getting constant quality from our supermarket, which nowadays also offers the bread straight from the oven, and is bound by strict norms on how fresh the fruit and vegs have to be. I always felt some urge to write responses to http://leesvoer.net/ along the lines of ""So you think we should bake our own bread from locally-grown organic wheat again? So you love bread made with tree bark in the dough, as they had to do to make enough for everybody back in the day?".
But here in Morocco I do find that the locally-produced food in the mountain valleys is simply delicious. The bread, the pancakes, the butter, the chicken if I get to eat it as a vegetarian. 
Still I think it is because the whole experience is good, not the product in itself. It's special to see someone fire a wood oven, put dough in it, see it come out as bread and then eat it. Or to ride 100 km gaining 1200 meters in height to arrive in a gorgeous-looking mountain valley where they have this special kind of butter on square pancakes. That is more special than going to a supermarket and getting the same bread you always got and hastily eating it before you have to leave for work. But I expect that in a blind taste test, the bland wholemeal loaf from Albert Heijn is nevertheless better than the products of the bakery you see up there.

Having said that, from Telouete on it was a real mountain landscape I was riding through, and palm trees seemed further away than in The Netherlands. From 1900 meters of altitude on, there are patches of snow on the north faces that haven't molten yet. In some melting water pools on the road, I see fresh ice crystals that must have frozen in last night.
Over the twisting and turning single-track paved road, I reach the main road over the Tizi-n-Tichka a good kilometer before the summit. The main road is surprisingly quiet - maybe one lorry every minute, and even fewer cars. And then there is the monument at the summit:
The picture is taken by a couple from Los Angeles. There are more tourists who congratulate me and have a small chat. My phone's GPS, by the way, indeed gives 2260 m, which gives some credibility to its numbers for lesser-known mountain passes.
I put on a raincoat, have lunch, and then head down towards Marrakech. Descending the Tizi-n-Tichka is an intoxicating experience. The road just takes you and violently guides you through its hairpins, twisting down in irregular, incomprehensible ways against the cliff.
This thrilling section stops near Taddert, at about 1650 m above sea level. There I buy some more food. The road descends more gently from there on, and at some point starts climbing again to a smaller pass called Tizi-Âït-Barka or Tizi-Âït-Imguer. It is in the descent of that that my front brake suddenly starts shreeking loudly. I'm a bit scared that something might be worn badly there, I have used the brakes heavily in the short life of the bike with all these mountain ranges that I'm visiting. But perhaps leaving the dry desert air for the first time after re-adjusting the brakes in Tinghir is the best explanation.

The valley on the North side of the High Atlas looks different. Houses are more free-standing and less defensive. As we get lower, grass and weeds appear again. Along the main road, there are many villages with shops and markets.

Around 16:00, when it's about time to stop and find a place to sleep, I see a teenager inflating his bike tire. I offer him to patch it and after initially declining, he catches up with me again and asks me if I can fix it. We patch it together, in the verge of the N9 with lorries howling by, with a friend who passed by looking on from the back of his mule.

I sleep at a French-style hotel that is luxurious for Moroccan terms, and I get a portion of couscous that could serve three or four. They also have Flag, a Moroccan beer (alcohol is available only from the more upscale bars and restaurants in Morocco). It's very light, neither hoppy nor malty. Doordrinkbier.

16th of November: Âït Ourir - Marrakech

The day starts again with a superfluous Moroccan breakfast with pancakes and butter. I notice that I like butter again. Over the course of the trip, I have shifted from a sort of sports nutrition diet where I frequently eat carbohydrates from bananas or cereal bars to a more traditional hard-working-peasant kind of diet with 3 or 4 heavy meals a day. Doing so is certainly more convenient on the Moroccan countryside where hard-working-peasant food is available and urban-weekend-warrior-sportsman food is not.

The road goes through a plain with mediterranean vegetation. It all seems so green after the desert. I'm further South than before crossing the High Atlas the first time though, and I think I see more palm trees accordingly.

Marrakech does not have much of a skyline. The low houses just begin at some point without warning. The first neighborhood I see looks like a bidonville, a Moroccan slum with low, improvised houses. But along some broad boulevards it gets better soon and after a few kilometers I am at the edge of the medina. As described above, I can slice through that with my phone's GPS and I come out on the other side on the Jemaa el Fna, where in the morning there are only some orange juice salesmen who all greet me and try to start a conversation. 
I'm looking for a guarded parking for my bike however, and when I find it it also has a toilet, and when I use that I find that despite the luxury of the hotel, it has given me diarrhea again. I don't want to know the slightest bit of what goes on in these Moroccan kitchens. When I cook myself in the outdoors, it's not the high ideal of good hygiene either with limited utensils and water, but I never get sick. What are they doing in these restaurants to get my stomach to go into flush mode?

I look around the medina and try to find a place with good WiFi to gain some information on my brake's condition. I go into a café on the Jemaa el Fna and want to go to the toilet again. They are nice about this: they realise that on this square, they're going to get a lot of visitors just for the bathroom, so they have signs pointing to it from the entrance and ask a fixed fee of 2 dirhams.
I find however that none of the toilets has toilet paper, and not even all have the typical Moroccan set-up of a tap and a bucket, though one has a tap and a plastic bottle. The toilet lady sees me searching and offers toilet paper. After giving it to me she demands 5 dirhams. That's a bit much to me, and I quickly look around. I remember the tap and bottle, and I see that on the sink there's also a big bottle of antibacterial handsoap. Her eyes trace the line of my eyes and she must realise what I'm thinking: tourists have left hands too, and if these are the circumstances, I'm not afraid to use mine!
And she gestures that I can have the toilet paper for free.

Later that night, the stomach problems appear to have subsided, and I have dinner at La Comédie, the cleanest, most European Moroccan restaurant where I have been yet. The toilet is clean, has toilet paper but no buckets, and there are even air dryers for your hands with a sensor. The staff is friendly and quick and they have vegetarian menu options. They would be a very clean and well-run restaurant in any European capital. But as I'm getting used to by now, the pizza was not well received by my intestines.

And further plans

Take one more day to visit some sights in Marrakech. Ride over Tizi-n-Test through Anti-Atlas, and then via Tarfaya to Laâyoune. From there, take a bus back to Marrakech. It must be early December by then. Then I can take a train to Tanger and perhaps a ferry to Gibraltar. If the ferry which goes only once a week does not align well, I can take a ferry to Algeciras and ride to Gibraltar. And then I can go back to The Netherlands from Gibraltar or Spain by plane.

vrijdag 9 november 2012

Fez - Tinghir: Trans-Atlas

Afgelopen week was de week van het echte werk: de Hoge Atlas! Dat is anders dan ik in de vorige post aangekondigd. Maar door de regen ging ik kijken hoe ik zo snel mogelijk bij de woestijn kon komen, en van wat ik over die routes las werd ik zo enthousiast dat ik ze maar meteen ben gaan rijden, ondanks dat het mij niet van de regen heeft verlost. Na een achtbaanrit langs graanvelden, cederwouden, middelgebergte, blubbersporen, dennenwouden, hooggebergte, alfalfavelden, rotskloven en tenslotte rotswoestijn ga ik daar nu maar eens over bloggen. Zoek een lekkere stoel en pak er maar een zak chips bij.

29 oktober - 1 november: Fez

De eerste dag in Fez ging grotendeels op aan bloggen en bovendien regende het pijpenstelen. Nog even richting het oude centrum gewandeld, waarbij ik in de joodse wijk nog weer werd aangesproken door een vriendelijke man die heel graag met mij wilde gaan theedrinken in een tapijtenwinkel. Nee bedankt, maar wel leuk dat ik nu alle oplichterstrucs uit het boekje heb gehad.
's Avonds wilde ik gaan eten bij het leuke restaurant naast het restaurant waar ik de dag ervoor gegeten had, maar dat bleek à la De Drie Gezusters hetzelfde bedrijf te zijn. Bij gebrek aan vegetarische gerechten anders dan wat ik de dag ervoor al had gehad, bestelde ik maar iets met vis (ik doe makkelijk hier in Marokko, je komt toch niet helemaal om dode beesten heen). Deze vis werd duur betaald! 1 november bracht ik door in bed, en ik ging er alleen af en toe uit om te schijten en één keer om de was op te halen bij de wasserette. We zullen wel nooit weten wat het nou was: was de vis rot, is de frituurolie daar als sinds het vertrek van de Fransen niet meer ververst, of is mijn maag gewoon niet meer aan zo veel dierlijk materiaal ineens gewend?
Het gekke is dat ik in de eerste week alles heb gedaan wat de reizigersdiarree-god verboden heeft. Met name heb ik mij schuldig gemaakt aan het eten van rauwe groenten en fruit die niet zijn geschild, en soms in een moment van onbedachtzaamheid zelfs niet gewassen. Toen was er niets gebeurd, en ik begon al bijna te denken dat ik onkwetsbaar was voor dat soort dingen door mijn eerdere avonturen met het drinken van Belgisch oppervlaktewater.
Dit dagje vertraging betekende dat ik de dag daarop met de vier Slovenen van pajk-cruiser.blogspot.com Fez kon gaan verkennen. Met z'n vijven huurden we een gids en gingen we er met de auto op uit. De gids coachte hem door het Marokkaanse verkeer: "Use the horn!", "Double it!" (met dat laatste bedoelt hij dat de bestuurder moet inhalen, liefst over een stoep vol voetgangers). Als wij dan met gegiechel in plaats van de claxon reageren, ramt hij zelf wel een paar keer op het stuur.

Fez is natuurlijk werelderfgoed vol prachtige oude gebouwen, maar ik moet zeggen dat ik Marokkaanse binnensteden vooral ervaar als stinkende bendes vol primitief, economisch onzinnig geklungel. Neem nou deze bekende eeuwenoude leerlooierij:

Er wordt daar nog steeds gewerkt, en dan niet voor toeristen als reenactment, maar echt. Met alle ongezondheid en gevaar van dien. Terwijl we tegenwoordig toch weten hoe dat veilig, gezond en bovenal efficiënter kan.
De Marokkanen denken dat toeristen daar allemaal komen om hun handwerkproducten te kopen als souvenir. Ook de officiële gids troont ons dus mee naar allerlei winkels, waaronder deze djellaba-toko. Je ziet er wel meteen vroom en wijs uit in zo'n ding:

De drie echt mooie gebouwen in Fez zijn volgens mij de Bab Boujeloud, het Koninklijk Paleis en de Bou Inania-medressa. Die medressa zat helaas niet in de rondleiding en toen we op mijn verzoek even gingen kijken, ging hij net dicht voor een gebedspauze. Een vlugge blik naar binnen gaf weer net zo'n betovering door al die decoratiepatronen als het Alcazar van Sevilla. Hier nog een foto van mij bij de Bab Boujeloud, die ook mooi aangeeft hoe druilerig het was:
 Voor vertrek uit Fez moest de fiets nog in orde gemaakt worden. Bij het verstellen van de voorderailleur, zoals vorige week aangekondigd, merkte ik dat de achterrem aanliep en nadere inspectie leerde dat er een spaak in het achterwiel was gebroken. Om die te vervangen moest de cassette (het pakket tandwielen van het achterwiel) eraf. Het was dus een uurtje of 2 fietsenmaken op een regenachtige hostelbinnenplaats waarbij ik geïnteresseerd werd gadegeslagen door een van de Slovenen die aan downhill mountainbiking doet. Het is wonderwel allemaal gelukt en de fiets liep weer als nieuw!

2 november: Fez - Azrou

 Ook op de ochtend van vertrek weer regen. Ik voel mij inmiddels thuis in het Marokkaanse verkeer en het gaat vlotjes over een driebaans weg de stad uit. Tot Immouzer is het een rommelig landschap vol verspreide bebouwing met veel afval. Daarna kom je meer in het Atlasgebergte, en bij Ifrane beginnen de befaamde cederwouden van de Midden-Atlas. Het gekke aan deze dag was dat er veel hoogtemeters waren, van Fez op 430 meter naar Azrou op 1450 via Ifrane op 1650, maar dat er geen echte beklimmingen waren. Het was gewoon één lang stuk vals plat tot voorbij Ifrane en dat is niet best voor je stemming.
Wat wel goed was voor de motivatie is dat ik onderweg nog weer werd ingehaald door de Slovenen, van wie ik wat Red Bull mocht snoepen. Zoals je ziet was de regen inmiddels ook verdwenen:
Ifrane is het Sankt-Moritz van Marokko. De huizen zijn er gebouwd in chalet-stijl, het heeft zoals vorige week vermeld een heel koel klimaat, en het is een populaire verblijfplaats bij de nationale rich and famous onder wie koning Mohammed VI. Westerlingen-toerisme is er niet, althans, dat blijkt uit het feit dat Hôtel Chamonix ondanks zijn Europese naam en uitstraling geen toiletpapier heeft. Dan maar terug naar de fiets om m'n eigen te halen.
Ik rij bij Ifrane een stukje verkeerd en kom zo volgens GPS zelfs tot 1750 meter; het voorlopige hoogste punt van de reis. Daarna is het vliegend afdalen naar Azrou waar ik een mooie Auberge met engelssprekende zwarte man als baas tref.

3 november: Azrou - Âïn Leuh

In de nacht in Azrou komt de diarree weer terug. Ik breng de nacht goeddeels op het toilet door en 's morgens hang ik twijfelend rond. Het weer is te mooi en ik voel me te goed om binnen te blijven, maar de knalharde bergetappe door de Midden-Atlas die ik in mijn hoofd had is vragen om meer ziekteverschijnselen. Ik ga dus maar rustig rijden richting het nabijgelegen Âïn Leuh. Ik ontbijt met een paar bekertjes vruchtenyoghurt, die hier verrassend populair is, en zoals gehoopt goed helpt tegen onrust in het maagdarmkanaal.
De weg naar Âïn Leuh is een landweggetje door het eikenbos. Overigens moet je je bij "eik" ten zuiden van de Pyreneeën (en dus ook in de context van de eikels voor de varkens voor de befaamde Jamón Ibérico) niet de Nederlandse zomereik voorstellen, maar een kleinere soort met vettige bladeren die blijkbaar hulsteik heet. Het weggetje is klein en schoon en rustig en goed verhard. Het zou zo een natuurgebied in Europa kunnen zijn. Op een gegeven moment wijkt het bos en krijg ik een uitzicht over een landbouwvallei. Deze foto geeft een goed idee van hoe de Midden-Atlas eruit ziet. Ondanks dat er bergen boven de 2000 meter zijn, zijn het qua vorm eerder ronde heuvels dan rotsige bergen:
Ik rij de herberg nog even voorbij om in het dorp inkopen te doen en in de zon op een terrasje te zitten. Dat is echter 2 kilometer klimmen en ik word met mijn hongerklop makkelijk voorbijgereden door de plaatselijke kinderen. Die vinden mij in tegenstelling tot elders totaal niet interessant; blijkbaar ziet men op deze goede weg door het Nationaal Park Ifrane wel vaker fietstoeristen. Het dorp is gezellig, de bebouwing staat in Berbertraditie dicht opeengepakt.
De herberg heeft gelukkig een balkon waar ik zelf weer op Super Ongelood een pannetje rijst kan koken zodat ik niet weer ben aangewezen op de onbetrouwbare Marokkaanse horeca. De guardien van de herberg komt er even bij zitten. Hij vindt de brander reuze interessant maar spreekt helaas maar een paar woorden Frans.

4 november: Âïn Leuh - Khénifra

De Rough Guide belooft dat de weg van  Âïn Leuh langs het Azigza-meer naar Khénifra door een gigantisch cederwoud loopt en dat je er vrijwel zeker berberapen gaat tegenkomen. In het begin zie ik echter vooral eiken. Ik heb me bij het ontbijt nog ingehouden en voel me slap, en kruip slingerend door de haarspelden omhoog.
Op een gegeven moment verschijnen er toch inderdaad ceders, en dan zijn de apen niet ver weg. Het is typisch aapjes kijken als in de dierentuin. Met babies op de rug zijn het net mensen. Mijn compactcamera is niet erg geschikt voor wildlife photography, maar hier dan toch wat aapjes:
De weg loopt dwars op de beekdalen en gaat dus van de ene naamloze col naar de andere. Je ziet afwisselend puinvelden, eikenbos, cederbos en landbouw in de vlakkere dalen. Berbers leven hier in tenten of in eenvoudige hoeves met - bijzonder in Marokko - puntdaken. De vrouwen hebben kleurige gewaden aan, mannen sjokken gelaten achter hun muilezels die de ploeg trekken. De kinderen zijn hier iets opdringeriger dan eerder, maar nergens agressief. Een keer moet ik een sprintje trekken om er in de klim eentje kwijt te raken die de afvalzak van mijn fiets af probeert te trekken. Dat zien van al die armoede ligt mij totaal niet. Ik voel me verwend: waarom krijg ik voor drie jaar in een ARBO-verantwoorde stoel achter een computer zitten zo veel geld, terwijl deze mensen die hun hele wakende leven keihard zwoegen niks overhouden op hun eten en een dak boven hun hoofd?
Je ziet hier ook veel Marokkaanse binnenlandse toeristen en het verschil in levenswijze tussen hen en mij is veel kleiner dan dat tussen hen en de plaatselijke bevolking. De toeristen hebben zelf een auto en vrije tijd. Zij begrijpen wat ik aan het doen ben en moedigen me aan. De locals kijken met een wazige blik, zo van, "rare jongens, die witte mensen".

Ik duik tenslotte vanuit de bergen Khénifra in en check daar in in het eerste het beste pand dat een bordje "hotel" heeft. Het blijkt een driesterrentent met een zeer attente portier. Dat moet dus wel genoeg comfort zijn om de laatste beetjes diarree te laten herstellen.
In Khénifra moet ik ook definitief kiezen tussen rechtstreeks naar Marrakech of binnendoor de Atlas over. Ik check nog eens de weersverwachting. Voor het hooggelegen (2200 meter) Imilchil verwacht men de eerstvolgende vier dagen nog temperaturen 's nachts ruim boven nul en 's middags boven de tien graden. Daarna gaat het 's nachts vriezen en komt er sneeuw. Als de afgelegen berbergebieden in de Hoge Atlas wil zien, lijkt het nu of nooit. Volgens de kaart is 36 km van de doorsteek onverhard; dat is bij goed weer in een dag te doen, zelfs als ik het allemaal moet lopen. We gaan het doen!

5 november: Khénifra - Aghbala


Eerst ga ik deze dag naar het postkantoor om de per ongeluk meegenomen sleutel terug te sturen naar de herberg in Âïn Leuh. Ik word zowaar vriendelijk geholpen zonder bureaucratie door de Marokkaanse post. Er waren voor vandaag onweersbuien voorspeld, maar daar heb ik overdag niets van gezien. Door brandende en stekende zon gaat het eerst door een Savanne-achtig roodbruin landschap Khénifra uit. Bij de vuilnisbelt laat een herder zijn schapen op het broeiende afval grazen:
Ondertussen passeert er een modieus uitgevoerde vuilniswagen met de slogan "Pour une environnement saine". Als ik in het korte window of opportunity kans had gezien zo te zoomen dat dat leesbaar was, was het World Press Photo-materiaal als je het mij vraagt.
Na een stukje dalen gaat het linksaf omhoog richting een stadje genaamd El Kebab (ja, echt). Langs de kant van de weg staat een man met een kapotte brommer. Hij houdt mij aan en met mijn gereedschap draait hij zijn hevig lekkende carburateur weer dicht. Het is niet eens een valstrik om mij iets aan te bieden en even later  vervolgen we blij onze wegen.
Een eindje verder kom ik weer bij een grotere weg en begint het echte klimmen ook. Eigenlijk beklim ik nu in drie dagen vanuit Khénifra op 826 meter de Tizi-n-Tirherhouzine, een bergpas op een dikke 2700 meter. Na een tijdje kom ik bij Sidi Yahya Ousaad. Hier gaat het rechtsaf de bergen in. Ik doe nog een keer inkopen voor 2 dagen, omdat de dag erop de dag van de Groene Mars is, een nationale feestdag.
Het eerste stuk van de binnenweg is nog goed, en in een afdaling duik ik zo hard naar beneden dat een waterfles losrammelt en op het wegdek stukslaat. Met pijn in m'n hart vraag ik bij een heel armoedig lemen hutje langs de weg om nieuw water.
Ik kom te rijden in een breed dal met akkerbouw, niet erg geschikt om te kamperen. Gelukkig kom ik op precies de juiste tijd weer bij eikenbossen en olijfboomgaarden. Ergens aan de rand van zo'n eikenbos pleur ik uit het zicht van de grote weg de tent neer. Een puberjongen ziet mij vanaf zijn muilezel bezig en blijft wel twee uur staan kijken. Ik vind het een beetje ongemakkelijk. Als ik hem gedag kom zeggen groet hij vriendelijk terug, maar door de taalbarrière komt er ook niet meer uitwisseling tot stand. Ik maak weer een rijstprutje, en net als ik wil gaan slapen komt er een oudere man op een muilezel voorbij die zijn woning aanbiedt. Ik sla het allemaal rigoureus af en lig op tijd in bed.

6 november: Aghbala - Imilchil

Het onweer dat overdag niet kwam, kwam 's nachts wel. 's Avonds waren er in de verte al weerlichten te zien, en rond tienen begint het regenfestijn dat iets van 14 uur zou aanhouden. Soms zijn het zulke slagregens dat het binnen in de tent miezert, gelukkig niet zo hard dat er dingen werkelijk nat worden. De volgende morgen is het moeilijk inpakken, de grond is veranderd in een roodbruine blubber die aan kalverstront doet denken. Ergens na 8 uur sta ik dan toch weer bij de grote verharde weg en blijkt Aghbala nog maar een paar bochten weg te zijn. Aghbala is één grote blubberpoel, maar gelukkig is er ondanks de feestdag vers brood te koop. Vanaf hier is de toestand van de weg inderdaad deerniswekkend:
Als ik die vrachtwagen ziet ga je natuurlijk denken, "shit, als dit weer zulke voertuigen klein krijgt, hoe moet dat dan met mijn fietsje gaan...". En inderdaad, een paar kilometer later blijkt dat ik mijn voet niet meer uit mijn pedaal kan klikken. Een schroefje van het klikpedaal is kwijt. Met wat demontage krijg ik gelukkig wel mijn schoen weer van het pedaal af, maar het is nog maar de vraag of ik hier ergens reserveonderdelen voor het kliksysteem kan vinden of improviseren. Voorlopig gaat het op de andere, normale kant van de pedalen verder.
Daarna kom ik ineens, eerder dan ik had verwacht, op de hoofdroute van de Tizi-n-Tirherhouzine, waar de weg beter is. Het weer wordt ook meteen beter, het wordt warm en er verschijnen opklaringen. De handschoenen die ik zowaar aan had kunnen weer uit. Het berglandschap begint weinig spectaculair, glooiend met verspreide dennenbomen. Maar in de loop van de dag wordt het indrukwekkender: de gezwollen rivier zie z'n weg zoeken over de platte dalbodem en in de verte verschijnt een rotswand waarachter op 2200 meter hoogte Imilchil moet liggen.

Dit dal is ontzettend primitief. Tractors zie je hier niet, iedereen werkt met muilezels die houten ploegen trekken. De perceeltjes zijn nauwelijks groter dan je huiskamer. Vrouwen dragen de oogst op hun rug naar huis. Beide zijden van de rivier zijn bewoond, maar er zijn geen bruggen: je moet maar waden. Ik zie wel, aan de vrij nieuwe verharde weg en nieuwe elektriciteitsleiding, dat de overheid hier behoorlijk heeft geïnvesteerd in de afgelopen jaren. Laten we hopen dat het gaat helpen.
Aan het eind van de middag komt er een jongen van ongeveer 15 naast me rijden die om een bonbon (snoepje) vraagt. "Ben je daar niet een beetje oud voor?", denk ik, maar hij is erg koppig. Met een uiterste articulatie-inspanning produceert hij nog eens iets dat klinkt als bombe, en dan begrijp ik het: de fietspomp! Ik had al gezien dat zijn banden erg slap stonden dus doe ik er weer netjes 3,5 bar in. Ik smeer ook nog z'n ketting. Ten slotte is het voor hem een teleurstelling dat ik niets kan doen aan de speling die op ongeveer alle lagers van zijn fiets zit, maar hij biedt me nog wel thee aan. Ik ga echter gauw verder, want hoewel ik al dicht bij Imilchil ben gekomen, zit ik nog 400 meter lager dan dat dorp.
Dat betekent dat er een Stelvio-achtige reeks haarspelden moet volgen om dat hoogteverschil te overwinnen. Dat gebeurt één bocht verder dan ook. Eindelijk het echte berggevoel in de Atlas!

Tegen de tijd dat ik boven ben begint het te schemeren: het ge-emmer in de modder heeft tijd gekost. De eerste herberg van Imilchil is vol met motorrijders, de tweede heeft plek. Het is een bijzondere tent. De gastenkamers zijn nieuw en voor Marokkaanse termen luxe, met eigen warme douche. Je kunt er ook een door de vrouw van de baas bereide tajine eten. De baas en zijn gezin wonen echter in de kelder onder de herberg op een grindvloer.
In de herberg zitten ook twee Baskische fietsers die van over de Tizi-n-Tirherhouzine zijn gekomen, en zij hebben slecht nieuws voor de avonturier in mij: de weg is recentelijk verhard! Bij het gezamenlijk eten (tajine zonder vlees of vis "dus" met sardientjes) praten de Basken, de baas en ik in het Frans over de Marokkaanse eetcultuur.
Op de TV zie je de Marokkaanse programmering voor de Dag van de Groene Mars. Een plechtige toespraak van de koning en filmpjes van Marokkaanse verpleegsters die arme Saharaantjes helpen en plaatselijke leiders die de Marokkanen verwelkomen.

7 november: Imilchil - Tamtattouchte


De Basken gaan terug de Atlas over via de (nog wel onverharde) Tizi-n-Ouano en dat betekent dat we eerst nog 30 km samen fietsen. Hier zo hoog is het fris en winderig, de lokale bevolking loopt in winterjassen en met mutsen of toearegs. De bergen zijn kaal en grijsbruin, alleen onderin het dal is een kleine vlakte waar alfalfa en populieren groeien. De dorpjes zijn ksar-achtige Berbertoestanden. Het geeft een typisch plaatje:
Als ik onderweg stop om mandarijntjes te eten worden we overvallen door een bende kinderen. Ze willen al onze spullen hebben en slechts met moeite komen we weer weg.
In Agoudal scheiden onze wegen weer en vanaf dat punt ben ik alleen in de kale bergen. De weg overwint de 500 meter tussen Imilchil en de pashoogte erg geleidelijk, zodat de wind eigenlijk nog de grootste vijand is. Bij de lunchpauze waait mijn fiets met tassen en al om. Door de klap sneuvelt het decennia oude plastic campingbord van mijn ouders dat ik had meegenomen. Vooral als snijplank zal ik het missen.
Na weer twee uurtjes hard werken ben ik er dan: de Tizi-n-Tirherhouzine, het hoogste punt van de reis. Volgens de Michelinkaart 2700 meter, volgens GPS 2730:

Op deze zelfontspanner-foto kun je twee belangrijke dingen zien. Ten eerste: vanaf het moment dat ik de platte dalbodem met akkertjes achter mij heb gelaten, lijk ik in de woestijn te zijn. Hier groeit niets meer behalve wat taaie vetplanten. Ten tweede: die nieuwe weg is echt supergoed. De afdaling is stijl en de met GPS geregistreerde snelheden zal ik maar niet vermelden om mijn moeder een hartverzakking te besparen
Met die hoge snelheden kom ik al gauw in lagere, warmere streken. Groener wordt het echter niet; de platte dalbodem lijkt een soort steppe:

 Kinderen langs de weg lijken hier erg aan toeristen gewend te zijn. Ze zijn een stapje verder dan hun leeftijdgenoten aan de andere kant van de pas: waar ze bij Imilchil een haag vormen met handen om af te tikken, vormen ze hier ook zo'n haag, maar maken ze net voor je hun hand raakt een vuist. Auw!, maar ik moet er zelf ook om lachen. Het dorp Tamtattouchte zit vol met toeristenverblijven die hotel, herberg, restaurant, café en camping in één zijn. Bij één daarvan zet ik de tent op in de hoop dat die in deze woestijn wel lekker gaat drogen.
Bij het koken gooi ik de pan om en ik denk even mijn aantekeningenschriftje kwijt te zijn, waardoor ik me eigenlijk vrij moedeloos voel na het feestelijk bereiken van het hoogste punt. In twee dagen je klikpedalen, je campingbord/snijplank/pandeksel en je schrift weg. Het is met zo'n fietsreis als in het leven in het algemeen: het is een zinloze strijd tegen het verval waarvan je weet dat je hem zult verliezen.
Gelukkig vind ik het schrift terug, en hoef ik de volgende morgen eens niet vroeg op te staan omdat ik al bijna in Tinghir ben en ik daar een rustdag wil houden.

8 november: Tamtattouchte - Tinghir


Het plan de tent te drogen werkt niet: ook in Tamtattouchte is er herfstregen. Ik vervang bij de lichte regen de remblokjes en zet koers naar de Todrakloof, een grote toeristische attractie tussen Tamtattouchte en Tinghir. Ik ben er zo, en het is er eigenlijk de Burgers' Desert in het groot: rode rotsen met verspreide geharde planten. Helaas hier geen informatiebordjes om het allemaal botanisch te duiden:
Ik loop nog even de bergen in maar keer onverrichter zake terug naar twee uur klauteren: het lukt niet om de uitzichtpunten met een uur wandelen te bereiken, en ik moet terug voor eten en meer drinken. Op de terugweg krijg ik gezelschap van een berberdame die vier ezels over het pad drijft, en in het voorbijgaan om wat muntjes bedelt. Ook de wandelpaden in de Europese gebergten zijn vaak aangelegd als transportroute voor pakezeltjes, maar dat zal nu toch al wel bijna honderd jaar verleden tijd zijn. Hier bestaat het potverdomme nog.

Voorbij de Todrakloof ligt in het dal een palmbos met dorpjes erboven:

En dat is dan het eindstation van deze bewogen week. Ik ben heel blij dat ik mijn voorzichtigheid me er niet van heb laten weerhouden deze hoge bergroute zo laat in het jaar te rijden, want het zou me verbazen als er een route is waarmee je in een week meer van Marokko kunt beleven!

In Tinghir doe ik 's avonds inkopen. Anti-muggenspul met DEET is hier niet te vinden; de vriendelijke vrouw achter de balie van de apotheek belt nog een kwartier meerdere groothandels zonder succes. Goed, dan zal het met dat malariarisico hier ook wel meevallen. Maar hoe komt het toch dat je altijd wordt opgeroepen DEET te gebruiken, maar apothekers all over the world liever antroposofische plantaardige-olieënmiddeltjes op voorraad hebben?
Wat ik dan weer wel vind is een fietsband in de ETRTO-maat 42-622, wat zelfs in Sevilla niet gelukt was. De fietsenmaker nam mijn compliment met zijn Decathlon-overtreffende assortiment glunderend in ontvangst. Hij is zelfs gemaakt voor "trekking", hoewel CYT Chaoyang geen merk is waarover ik op wereldfietser.nl of bikepacking.net ooit iemand heb gehoord:
Dit vervangt trouwens de Michelin City ProtekPlus die ik in Bordeaux had gekocht en gemonteerd. Dat is natuurlijk ook al geen gekende kwaliteitsband voor het zware werk en de misschien 2500 kilometer die hij het als voorband heeft volgehouden zijn ook niet echt denderend. Ik heb nog een reserveband bij me die iets smaller is, maar wel goed, dus we kunnen dit Chinese experiment veilig doen.

Overigens sta ik hier in Tinghir op een camping, opnieuw in de hoop dat de zaak eens goed droogt. Maar inderdaad, vannacht en vanmorgen wéér regen, en ook nog onweer. Die regenwolken zijn echt stalkers van mij geworden sinds de Rif!

Vrouwen


Ik schreef vorige week dat alle vooroordelen over Marokko nu wel onzin gebleken waren. Alle vooroordelen? Nee, één vooroordeel...
Vrouwen hebben het hier niet makkelijk. Bij de Berbers op het platteland doen ze zeer zwaar lichamelijk werk, in de stad zijn ze meer actief in de luwte. Maar overal hebben ze niet de vrijheid die mannen hebben om het er af en toe eens van te nemen. Mannen zitten in cafés, hangen ouwehoerend langs de weg en zorgen ervoor dat er in het islamitische Marokko veel meer Heineken-flesjes in de berm liggen dan in Nederland. Vrouwen moeten maar gelukkig zijn in trots en stilte.
Het zou vreselijk interessant zijn om eens wat mensen om hun mening te vragen. Een van de Baskische fietsers durfde het bij de herbergbaas wel, maar kreeg een beetje een ontwijkend antwoord in de geest van: wij mannen doen ook heel veel werk hoor. Ik vraag me af of vrouwen hier jaloers zijn op westerse vrouwen, of juist trots zijn op hun ingetogener levenswijze.
Diezelfde Bask schoot het trouwens een beetje in het verkeerde keelgat toen ik liet merken dat ik al dat separatisme in Spanje niet echt begrijp. Dat was wel voor het eerst dat ik een Spanjaard iets over de burgeroorlog en het Francoregime hoorde zeggen.

Primitieve economie

Als ik al het geploeter met spier- en dierkracht hier zie vraag ik me af waarom dat hier nog zo gaat terwijl er al meer dan honderd jaar betere methoden bekend zijn. Waarom moeten die mensen zo hard werken voor zo weinig opbrengst? Ik vind het bijna jammer dat ik economie heb laten vallen omdat het zo droog was; misschien dat dat me aan een antwoord had geholpen.
Het lijkt mij dat de ezeldrijvers, handwerkslieden en keuterboeren eigenlijk zijn buitengesloten van de industrie. De industrie heeft geen werk voor hen, dus hebben zij ook geen geld om industrieproducten te kopen. Dus ploeteren ze maar wat aan om in hun levensbehoeften te voorzien.
Hen uit de armoede halen is dus een kip- en eiprobleem: ofwel zij moeten industrieel werk krijgen zonder dat er meteen vraag is naar de industrieproducten die ze maken, ofwel ze moeten koopkracht krijgen zonder te werken.

Weet iemand hoe het komt dat dat probleem in Europa in de 19e eeuw of in China nu wel kon worden opgelost, maar in veel andere landen nog niet?

Voedselvoorziening

Ik wil ook nog even wat woorden besteden aan hoe ik hier aan mijn eten kom. Ik heb eigenlijk nog maar 3 zelfbedieningswinkels gezien in Marokko (Tétouan, Fez en Tinghir), waarvan er maar 1 (de Carrefour in Fez) iets is dat je in Europese termen een supermarkt zou noemen.
Als je eten wil in Marokko, ga je voor verse dingen naar de markt, en voor industrieproducten kun je terecht bij de talloze winkeltjes zoals deze:

De marktkramen en kleine winkeltjes zijn overal, en ze zijn gezinsbedrijfjes die niet zo zijn gebonden aan formele openingstijden, dus eten vinden is hier veel makkelijker dan in Europa waar de kleine dorjes aan je mooie toeristische route vaak geen enkele winkel meer hebben. Marokkanen houden van dezelfde dingen als ik: brood, jam en yoghurt. Alleen sinaasappelsap is er soms niet, omdat ze dat waarschijnlijk allemaal zelf persen. Ook hebben ze overal La Vache Qui Rit, terwijl je echte kaas bijna nergens vindt. Het is hier gebruikelijk La Vache Qui Rit in losse puntjes te kopen, en de winkelbediende kijkt soms verbouwereerd als ik de decadentie bega in mijn eentje zo'n heel doosje op te kopen.

In het noorden was het blijkbaar mandarijntjesseizoen en verse mandarijntjes zijn verschrikkelijk lekker! Een boer vertelde mij dat ze hun oranje kleur pas krijgen bij een behandeling in de oven; op de markt daar waren ze groen-geel van buiten maar wel rijp van binnen. Ze hebben dan een iets scherpere smaak, alsof er een beetje citroen bij zit. Ik denk er met weemoed aan terug, want hier zijn de mandarijntjes weer oranje (seizoen al voorbij?).

En verder

Ik wil nog steeds naar Marrakech, want dat hoort nu eenmaal bij een bezoek aan Marokko. Hier nog even doorrijden naar het zuiden om onverhard het gebergte Jebel Saghro over te steken oogt echter ook verleidelijk. Het één sluit het ander niet uit, maar via de Jebel Saghro en dan de Tizi-n-Tichka naar Marrakech gaat zeker zeven dagen, misschien meer, duren. Maar er moet dus iets geks gebeuren als de volgende post niet uit Marrakech komt!

De route

Ik heb eindelijk de instelling gevonden die ervoor zorgt dat de telefoon ook in slaapstand je positie bijhoudt. De routekaartjes slaan nu dus eindelijk ergens op.

Find more Bike Ride in Fes, Morocco

Find more Bike Ride in Azrou, Morocco

Find more Bike Ride in Morocco

Find more Bike Ride in Khenifra, Morocco

Find more Bike Ride in Morocco

Find more Bike Ride in Imilchil, Morocco

Find more Bike Ride in Morocco