dinsdag 18 december 2012

Barcelona - Didam: Het is afgelopen

Het wordt erg langzaam licht. Langzamer nog dan door mijn noordelijke locatie op de planeet kan worden verklaard. Het moet liggen aan de gigantische snelheid waarmee ik verder naar het noorden ga, de poolnacht tegemoet. Een TGV is net een vliegtuig.

Deze TGV Parijs - Lille met fietscompartiment maakt dat er van de aangekondigde avontuurlijke treinreis Parijs - Didam niet veel overblijft. Parijs - Lille is niet dik vier uur boemelen maar een goed uurtje bulderen over de hogesnelheidslijn.

De voorafgaande dag was ik in Barcelona met de fiets in lijn R3 van de regionale forenzenlijnen gestapt. Naarmate die trein dieper de Pyreneeën in rijdt, verdwijnen echter alle forenzen en blijven alleen bergwandelaars en treinspotters over. Ik verhuis de fiets van de plek waar hij de nooduitgang blokkeert naar de vrijgekomen klapstoeltjescoupé.
In de Pyreneeën is het betrekkelijk warm. De winterkou waar ik in de vorige post over sprak is verdwenen, en zelfs in het grensstation Latour du Carol - Enveitg vormt de sneeuw geen gesloten dek meer. Ik kan er zonder jas in mijn fleecejack buiten zitten lunchen. Vanaf daar gaat het verder met de Franse stoptrein.
Het tweede station van die trein brengt twee verrassingen. Ten eerste de naam van het station:
Jawel, Andorra. Ik ben op een paar kilometer na niet in het land geweest, maar wel op het station ervan! De tweede verrassing is de grote meute mensen die daar instapt. Veel immigranten, wellicht mensen die in Andorra werken maar nu teruggaan naar hun familie voor de kerst. Ik word er een beetje nors van omdat ik had gerekend op een ontspannen boemeltje door een fraai berggebied. Ontspannen gaat het echter niet worden, daarvoor is de trein nu te vol met  bier uit blik drinkende schooiers, snoeihard hiphop luisterende pubers en gezellige gezinnetjes.
Fraai is het berggebied echter wel, met een mooi sneeuwdekje aan deze kant zoals je op de foto ziet, en ik kom in Toulouse zonder dat de fiets of de bagage schade hebben opgelopen. Met de draaiende en kerende bergtreinen heeft het wel een hoop tijd gekost en het is alweer het eind van de middag. Ik koop in Toulouse gauw wat eten en draag de fiets met een Tarzan-imitatie over twee trappen naar de intercity naar Parijs. Die vertrekt om kwart voor vijf en moet dan om kwart over elf op de Gare d'Austerlitz aankomen.

De trein zet er goed de sokken in door de vlakke graanvelden, maar als we eenmaal in het donker in het Centraal Massief zijn aangekomen moet hij even stoppen om een kleine storing te verhelpen. Dat maakt dat ik pas om kwart voor twaalf in Parijs ben. Daar heb ik een aftands hotel vlakbij de Gare du Nord geboekt, hoewel ik me wel heb afgevraagd hoeveel het me waard is om die nacht überhaupt te slapen. Om middernacht laveer ik de bepakte fiets tussen auto's en brommers door over de gladde straatstenen van de Place de la Bastille.
Ergens in het Centraal Massief is het begonnen te regenen, maar gelukkig houdt die regen nu in zodat ik de telefoon kan gebruiken om vlot naar het hotel te navigeren. Daar was ik eerst nog wat kleren in de wasbak omdat ik morgen wel een beetje fris moet aankomen.
Na vijf uur slaap haal ik gauw brood en ga ik naar de Gare du Nord. Het loket voor internationale tickets is niet zo internationaal: de jonge vrouw verstaat "à Arnhem"  eerst als "à... à Rennes" en als dat misverstand is opgehelderd stelt ze een verbinding via een Thalys naar Schiphol voor. Ik vraag of de fiets dan in de Thalys mee kan. O, nee, dat kan natuurlijk niet.
Als ik de zelf opgezochte boemelroute voorstel kan ze Kortrijk niet vinden in de computer. Ik bedenk later dat dat waarschijnlijk kwam omdat ik probeerde goed Frans te praten en "Courtrai" zei, en de computer het alleen onder de Nederlandse naam kent.  Maar dit leidde er wel toe dat ze besloot mij een kaartje tot Amiens of Lille te verkopen en het mij daar verder te laten uitzoeken. En voor Lille had ze nog wel iets in de aanbieding om 8:16.
Als ik met mijn kaartje wegloop kijk ik op het vertrektijdenbord. 8:16 gaat er een TGV naar Lille Flandres. Dat "Flandres" is een geruststelling, want daar vertrekt de trein naar Kortrijk ook, "Lille Europe" zou foute boel zijn. Maar TGV? Daar kunnen normaal toch geen fietsen in mee? Maar op mijn kaartje staat het echt: "VELO VOIT08".
 En inderdaad, als na het ontbijt de vertrektijd daar is en ik in de trein stap zit er in wagon 8 een doodnormale fietscoupé. Het enige bijzondere is dit geslaagde stukje melig vandalisme:
Het zou mooi zijn als een lerares Frans dit plaatje op een proefwerk afdrukt en er de vraag bij zet: welk woord stond hier oorspronkelijk? Ik stond er even stil om het mij af te vragen.

De TGV vliegt dus in een goed uur naar Lille. Het toilet van Lille Flandre is ook een mooie tussenhalte: op de bekladde binnenkant van de pleedeur zie ik naast een goed getekend achteraanzicht van een ontklede dikke dame in kruiphouding ook
 een tekst in het Berbers en de kreet "NAC Breda 4 ever!". We komen in de buurt van Nederland, maar er blijven sporen van Marokko zichtbaar.

De loketbediende van Lille Flandres spreekt een soort Frans dat ik kan verstaan zonder het eerst drie keer te laten herhalen, en hij zegt ook "s'il vous plaît" als hij mij de kaartjes geeft. Zou het een Belg zijn? Hij kan mij echter geen kaartje naar Arnhem verkopen, alleen naar Roosendaal. En het fietskaartje voor de Belgische trein moet ik aan boord kopen.
Het Vlaamse accent van de conductrice op de trein van Lille naar Antwerpen doet mij even denken dat ze Frans spreekt. Ze blijft vriendelijk maar ik vrees dat ik haar diep gekrenkt heb. De intercity rijdt in twee uur naar Antwerpen; bijna een heel land doorkruist in die tijd. En dat terwijl ik twee weken terug zelfs op de fiets dacht "O, dat komt al dichtbij" als ik zag staan dat Laâyoune nog 350 kilometer was.

In Antwerpen stap ik in het boemeltje naar Roosendaal. Nog even kan ik me reiziger voelen terwijl ik de dialecten van de Vlamingen om me heen bestudeer, maar de studentes die met een Noord-Brabants accent over cocktails praten tonen mij mijn voorland. Niks bijzonders meer, alleen nog maar de herkenbare mensen en landschappen.
Als ik dan in Arnhem uitstap staan mijn ouders me op te wachten. Het stukje naar Didam fiets ik nog even. Bij aankomst is de oprit versierd om mij te onthalen. Het was toen donker, maar deze versierde fiets verdient een speciale foto bij daglicht:

Nu kijk ik nog met frisse ogen tegen Nederland aan. Het is er donker, nat en plat en men maakt zich er met miljoenen druk om één stervende vis. Maar al gauw zal ik weer opgaan in het dagelijkse ritme, en dat is maar goed ook. Jullie zouden niet willen dat ik altijd blijf preken over hoe gek Nederland wel niet is, vergeleken met Marokko, een land waar ik maar zes weken geweest ben.
Toch zijn er wel wat lessen van deze onderneming die ik hoop mee te nemen in de rest van mijn leven:
Ik kan heel gelukkig zijn in mijn eentje.
Ik kan heel gelukkig zijn zonder luxe. En ik ben niet de enige: je ziet daar mensen die liever zonder riool of stromend water leven dan dat ze harder gaan werken.
Je moet plannen durven doorzetten.
Je bent beter af zonder het informatiebombardement van ad-supported social networks en billboards en gratis kranten en notificaties op je mobiel. Hou op dit te lezen en ga iets doen!
We zijn in Europa rijk, maar ook verwend en gehaast. Ik heb de indruk dat het hier ongezellig wordt doordat arbeid relatief duur is. We kunnen vrachtwagens vol spullen kopen, zolang we er maar zo min mogelijk persoonlijke aandacht bij krijgen.
De volgende keer dat ik op fietsvakantie ga: achteruitkijkspiegel monteren als je op hoofdwegen gaat rijden, lichter bepakt gaan als er hoge bergen op de route liggen. En vermijd zoveel mogelijk onderdelen waar je moeilijk vervanging voor vindt, zoals klikpedalen in Marokko.

Het is voor mij nu tijd om werk te zoeken en voorpret te hebben voor een volgende keer. Ik wil natuurlijk iedereen bedanken die dit blog heeft gelezen, en vooral ook iedereen die me heeft geholpen om het allemaal tot een goed eind te brengen. In het bijzonder: mijn ouders; mensen bij wie ik te gast was in Marokko: Abdennour, Saïd, Largou, Nordin en hun familie en vrienden; Robin, Thomas, Asier en John, en andere fietsers die ik onderweg tegenkwam; m-gineering.nl voor de kennis over fietstechniek die hij deelt waar hij maar kan; Klaas voor de enthousiaste support en de e-books waarvan ik er al een stuk of zes gelezen heb.

Tot de volgende keer!

donderdag 13 december 2012

Almería - Barcelona: kamperen tussen de Costa-bejaarden

(This post breaks the habit of alternating English and Dutch. I only noticed after writing it. I'm sorry!)

Na de waarschijnlijk laatste tweeëneenhalve dag fietsen en negen uur in boemeltreintjes ben ik vanuit Almería in Barcelona aangeland. Barcelona lijkt weer meer op thuis dan ooit: het is hier nog maar 12 graden, de meeste bomen zijn hun blad verloren en mensen spreken hier vaak Engels.

In Barcelona had ik weer eens het "geweldig dat ik hier ben!"-gevoel. Meer dan van de Marokkaanse steden heb je van Barcelona al veel dingen gehoord: Camp Nou, de Sagrada Familia, La Rambla. En veel hipsters, die hier tegenwoordig beter gedijen dan in Amsterdam. En nu ga ik al die dingen in het echt zien!
De Sagrada Familia is inderdaad fantastisch, vooral de binnenkant. Daar had ik nog geen beeld van en dan is het wel een verrassing dat de kerk van binnen nog spectactulairder is dan van buiten:
Wel jammer dat door de hele toeristendrukte de kerk geen rustige plek voor gebed en overweging is, zoals Gaudí het volgens de bordjes bedoelde.

La Rambla lijkt op het Damrak: een straat vol toeristen en mensen die aan hen willen verdienen, zonder dat er verder iets te beleven is. Volgens mij is hij bekend omdat hij net als de Jemaa el Fna vol moet staan met straatartiesten en leuke eetkraampjes, maar de straatartiesten vinden het te koud en het eten is minder exotisch dan in Marrakech, hoewel er bij dat eten wel tegenover staat dat je hier niet door drie diarreeën heen hoeft om het te gaan waarderen.

Ook heeft Barcelona een goede fietsinfrastructuur, misschien wel de beste die ik buiten Nederland heb gezien. De fietspaden lopen niet over de stoep tussen de voetgangers, er staat ook nooit zomaar een boom middenin en ze zijn goed aangesloten op het overige wegennet. De verkeersambtenaren van Barcelona zijn vast ooit met de gemeente op excursie naar Houten geweest!

Ook valt hier op hoe sterk de Catalaanse taal is opgerukt in het openbare leven. De borden van de overheid zijn eentalig Catalaans en zelfs veel advertenties, zowel van plaatselijke ondernemers als van landelijke ketens, zijn in het Catalaans. Alleen de internationale merken die één marketingstrategie voor Spanje hebben, adverteren in het Spaans. Bij tweetalige borden is de tweede taal net zo vaak Engels als Spaans, maar op de meeste toeristische plekken zijn de bordjes drietalig.

Na vandaag blijf ik nog één dag in Barcelona. Daarna ga ik in één dag naar Parijs, met twee ruime overstappen: bij de Spaans/Franse grens en in Toulouse. Dat was via de telefoon zo geboekt, het kon zelfs in het Engels. De reis gaat dwars door de Pyreneeën en volgens het tv-weerbericht zijn de minimum- en maximumtemperatuur in de bergen nu -14 en -7. Hopelijk dus een mooi kersttafereel daar!
Verrassend is dat het dan van Parijs naar huis een grotere uitdaging is. Je kunt volgens Deutsche Bahn van Paris Est naar Emmerich met een maffe stoptreinodyssee langs o.a. Metz, Luxemburg, Trier en Koblenz die je bezighoudt van 6:30 tot na elven. Het onvolprezen raildude.com weet ook nog een mogelijkheid via Amiens, Lille, Kortrijk, Gent en Antwerpen die me in een uurtje of 8 naar Arnhem zou moeten kunnen brengen. Mijn plan is als volgt: ik ga met een uitdraai van dat raildude-schema naar het loket in Paris Nord met de vraag of men mij daar kaartjes voor mezelf en de fiets voor kan verkopen. Als het niet kan, dan moet ik maar kijken of ik tot Lille of Kortrijk kan komen en ben ik een dagje later thuis.
En dan zitten er in beide mogelijkheden ook nog krappe overstappen.

9 december: Almería - Palomares

's Morgens de wekker op 7 uur, op de hotelkamer gauw wat brood naar binnen geschoven en dan snel van het daglicht gebruikmaken! Door het nog zwakke ochtendlicht reed ik de stad uit, met het liedje van de Pogues (eigenlijk is dat een veel slechtere jarentachtigclip dan Rick Astley!) in mijn hoofd. Je komt daarna in het natuurgebied van Cabo de Gata. Het is langs dit stuk kust erg droog: de rivieren staan allemaal droog en de planten staan verspreid op de berghellingen, zodat de aanblik van het gebied niet veel verschilt van die van het Atlasgebergte. In sommige dorpjes zie je typische windmolens staan:
Jammer dat ik nergens bij zo'n molen binnen kon kijken!
Later kom je bij Carboneras in een toeristischer stuk kust. Je rijdt door eindeloze straten met barretjes, restaurants en hotels die allemaal adverteren dat ze in de eerste rij aan het strand zitten. Er staan ook veel engelstalige reclameborden voor tweede huizen.
Ik informeer ik bij een hotel, maar ik heb eigenlijk helemaal geen zin in al die luxe, dus ik ga er weer weg. Drie kilometer terug was er een camping, en zo pal aan de Middellandse Zee zal het met de nachtelijke kou wel meevallen. Kamperen op 9 december, jazeker!
De camping staat vol caravans en campers van gepensioneerde Britten, Duitsers en Nederlanders. Niemand lijkt echter heel verbaasd dat er ineens een twintiger met een tentje komt. De campinggasten doen wat ze dag in dag uit doen: oude bekenden groeten en een praatje maken tijdens het uitlaten van de hond.

10 december: Palomares - Bolnuevo

Ik had 's avonds nog eens wat aan een trapper geduwd en getrokken en besloten dat het zo niet langer kan. Als de fiets thuis zo veel speling op de trapas had, zou ik er niet meer mee naar de fietsenmaker fietsen maar hem aan de hand meenemen. Die trapaslagers moeten vervangen, als niet ondertussen al de schroefdraad in het frame kapotgewrikt is.
Een blik op de kaart toont dat Áquilas, 30 km verderop, de eerste plaats is waar ik een fietsenwinkel kan verwachten. OpenStreetMap weet er zelfs een Decathlon te zitten, maar ik geef mijn geld liever uit bij een leuke kleine fietsenwinkel dan bij die golfplaathallen die op lokaties zitten die vooral met de auto bereikbaar zijn.
Ik kom met de wind licht mee vlot in Áquilas en volgens de toeristeninformatie zijn er twee fietsenzaken. De eerste is gesloten, de tweede is Bicis Buru en is geweldig. Als de monteur even aan de fiets heeft geschud weet hij meteen hoe laat het is, maar heeft hij nog een paar tienden van een seconden nodig om het in het Engels te formuleren: "New bottom bracket. Half an hour."
Dat stelt mij om twee redenen gerust: ten eerste lag het niet aan een stom afstellingsprobleem dat ik zonder speciaal gereedschap had kunnen verhelpen, ten tweede lijkt hij niet te vrezen dat ik inmiddels de schroefdraad in het frame kapotgewrikt heb. En het is natuurlijk superfijn dat het meteen gerepareerd kan worden en ik dus niet hoef te kiezen tussen een dag in Áquilas blijven of zelf op de stoep onergonomisch gaan zitten klooien.
Daarna kom ik door een gebied met veel tomatenteelt in kassen, in de dalen in een bergachtig gebied. Ik moet die bergen ook nog over op bijna 400 meter, maar met een fiets die weer helemaal lichtjes loopt is dat natuurlijk geen probleem. Daarna gaat het over wat onverharde weggetjes langs de kust. Ik kom langs een groep Nederlandse campers op weg naar Marokko. Ik vraag hen om water en zij vragen mij hoe Marokko is. "Het is wel wennen, een heel ander land", zeg ik. Ik bedenk me later dat dat precies het soort commentaar is dat mij een beetje bang maakte. Ik moet eigenlijk zeggen: "Het is even wennen, maar aan het eind vond ik het jammer om weer terug naar Europa te gaan!"
Daarna pak ik een onverharde kustweg die op OpenStreetMap staat, om de bergen meer landinwaarts te vermijden. Ik weet niet echt wat ik van het weggetje moet verwachten. Het blijkt een 4WD-spoor met steile hellingen, maar het is bij de ondergaande zon een prachtig gezicht. Heuvelachtige bijna-woestijn aan de kust, met hier en daar een palmboom of een verlaten boerderijgebouw:

Ik kom veel SUV's en een enkele motorrijder tegen: ook de Costa-toeristen weten dit mooie gebied te vinden. Ik ben benieuwd of ze ook op een mooi plekje langs het strand blijven slapen. Zelf ben ik echter een gezagsgetrouwe burger die niet doet alsof hij de vele bordjes "verboden te kamperen" niet ziet, en ik rij door naar Bolnuevo waar een camping is.

Die camping is wat mijn ouders in onze tijd als vouwwagen-gezinnetje een "doosjescamping" noemden: een rechtlijnig patroon van genummerde plaatsen waarin de caravans min of meer bumper aan dissel staan, bewoond door seizoensgasten die er al decennia komen. Ik bestudeer met een zorgelijke blik het plakkaat met de tarieven, voor minder dan 19 euro per nacht lijkt het hier niet te lukken. De receptiedame heeft echter nog wel een "special price" van 9 euro voor trekkers, en dat is geen geld voor een plek pal aan het strand van de Costa Cálida.
Als ik een rondje wandel om bij het toiletgebouw te komen, zie ik dat deze camping een belachelijke gerontopolis is. Ik ben niet gewoon de jongste gast; als ik twee keer zo oud was zou ik nog de jongste zijn.  Bij het toiletgebouw staat een rollator. In het clubhuis leest mijn aardige receptiedame nu plichtmatig de nummertjes voor van de bingo, en de grijze deelnemers controleren gelaten hun briefjes. Niemand lijkt er echt iets aan te vinden. Ik dacht dit soort taferelen alleen in films voorkomt als stereotype van saai oud worden, maar het bestaat dus echt!
Ik ga in Bolnuevo eten bij een restaurant, waar ik volgens mij de enige gast ben die avond. De man die me bedient is ober, kok en vermoedelijk eigenaar in één. Hij is is heel vriendelijk, neemt de tijd om mijn handen-en-voeten-Spaans te begrijpen, lacht als hij eindelijk begrijpt dat ik vegetariër ben, en improviseert een heerlijke vegetarische schotel. Samen met Bicis Buru zorgt hij ervoor dat ik dit land eindelijk begin te waarderen. Gek dat dat in Spanje nog langer duurt dan in Marokko. Het is net op tijd: morgen gaan we naar het Catalaanse taalgebied!

11 december: Bolnuevo - Cartagena - Valencia

Met de fiets in de trein in Spanje is niet zo straightforward als sommigen denken, getuigen de ongedurige sms'jes van mijn ouders die me al een halve week vragen of ik al in Barcelona ben. Nee, zo gaat dat niet. In lange-afstandstreinen kan de fiets niet mee, alleen in de middenafstandstreinen oftewel Media Distancia. Of een trein in de reisplanner nou telt als Media Distancia is alleen te achterhalen door de merknaam van het diensttype (dingen als "Talgo", "Regional Express", "Altaria") op te zoeken op Wikipedia. Op veel trajecten rijdt maar één Media Distancia-trein per dag. En het mooiste is dat de reisplanner bijna niet met overstappen kan omgaan. Als er geen rechtstreekse trein is voor je reis, dan zegt de planner iets in de geest van "Nou, er is geen rechtstreekse trein, pech gehad. Misschien kunnen we iets heel speciaals gaan doen, dat heet overstappen, durf je dat te proberen?". En als je dan "ja" kiest, dan krijg je een slecht ontworpen en slecht afgewerkt scherm waarin je alle aansluitende treinen ziet, waaruit je er dan zelf eentje moet kiezen. Een reis met meer dan één overstap lijk je helemaal niet op de site te kunnen plannen.
Zo komt het dus dat ik steeds maar één trein per dag pak, en dat reizen met overstap zoals La Linea - Almería of Cartagena - Barcelona meerdere dagen duren. Ik vind het geen probleem, zo kom je nog eens in Granada of Valencia. Ook komt het zo dat ik de mogelijkheid om zonder te fietsen van La Linea bij de Franse grens te komen helemaal over het hoofd had gezien. Ik dacht dat hij niet bestond omdat geen van de aansluitende treinen in Granada bij iets beters dan Almería leek uit te komen. Maar blijkens een kaartje van het Media Distancia-netwerk dat ik in een trein zag, kun je met een overstap in Linares wel in Madrid komen, van Madrid in Zaragoza, en van Zaragoza bij de grens. Als ik het had geweten had ik het waarschijnlijk gedaan, maar achteraf had ik het Costa-fietsen met mooie landschappen en grappige bejaardencampings niet willen missen.

Dit verhaal dient om duidelijk te maken dat het niet verbazingwekkend is dat de enige trein die dag waarop fietsen mee kunnen vanuit Cartagena vertrekt om 16:38 des middags. Dan ben je om 20:40 in Valencia, en dan gaan er geen treinen meer naar Barcelona. De missie van deze dag was dus: 's morgens fietsen naar Cartagena, 's middags treinkaartjes voor de reis naar Barcelona regelen, en dan naar Valencia treinen.
Naar Cartagena is het nog maar zo'n 40 kilometer, maar er zit nog een vervelende pukkel in. Ik vervloek tijdens de beklimming alle auto's die hard voorbij zoeven.
Wat dat betreft: de meest in het oog springende verschillen tussen Europa en Marokko lijken door twee dingen te komen: de genderrollen en de mate van privé-autobezit. De buitenshuis werkende Europese vrouwen maken dat je in Europa wel vrouwen, maar geen kinderen op straat ziet. Heb je al eens stilgestaan bij de paradox dat het juist de "vrije" landen zijn die al hun onderdanen tussen hun vierde en hun zestiende opsluiten? En dat zij ouders die zich systematisch zouden verzetten met geweld van hun kinderen zouden beroven? De kind-loze drukte in Europese straten op een werkdag moet voor iedereen uit een niet-westerse samenleving totaal bizar lijken.
Het vrijwel universele privé-autobezit in Europa maakt dat de wegen op het platteland er kaal zijn: geen voetgangers, geen lifters, geen buurtwinkeltjes en marktjes bij iedere kruising. Wel is er overal autoverkeer. Je vraagt je in godsnaam af waar die auto's heen moeten: op een weg die enkel wat losse huizen ontsluit en verder totaal overbodig is ten opzichte van de parallelle snelweg, passeren je nog steeds iets van vier auto's per minuut. Wat dóen die klojo's hier? En maar lawaai maken en mij storen terwijl ik hier zit te sterven op die kuthelling...

Na de kuthelling volgen echter een tweede ontbijt en een afdaling waardoor ik me heel wat beter voel. Bergaf rol ik zo Cartagena in. Ik koop mijn treinkaartjes op het station - tot mijn opluchting kan die fiets inderdaad mee in de Regional Express, ik heb de Spaanse wikipedia dus goed begrepen - en google in het locutorio nog wat naar treinverbindingen vanaf Barcelona naar huis.
Het is ook een markant verschil tussen Marokko en Europa dat je hier diensten beter op internet kunt opzoeken en bestellen, terwijl in Marokko alles face-to-face gaat. Satcoma SATAS Voyageurs, de busmaatschapij waarmee ik naar Agadir reed en die lijnen door heel Marokko heeft, heeft niet eens een website. CTM heeft er wel een, maar mijn onderbuik zegt dat ik maar beter bij het busstation kan gaan informeren als ik iets zeker wil weten. In Europa is het omgekeerd: de ervaring leert dat lokettisten en callcentermedewerkers meestal naar dezelfde webinterface als jij zitten te kijken, zodat ze alleen maar een onhandige tussenstap zijn.

Na het internetten pak ik dan de trein. Het is jammer dat hij zo laat gaat, en morgen weer, zodat ik niet naar buiten kan kijken. Zo is het treinreizen alsnog een soort teleportatie waarbij je het tussenliggende land niet ziet. Ik had net zo goed kunnen vliegen. Misschien moet ik dan straks van Barcelona naar Parijs niet de nachttrein pakken, maar overdag reizen. Juist die stap is waarschijnlijk de grootste, waarbij je van een mediterraan klimaat via de Pyreneeën in de Noordwest-Europese kwakkelwinter uitkomt.
De teleportatie verloopt nog vrij aangenaam omdat ik aan de praat raak met een groepje rechtenstudenten dat naar een conferentie over intellectueel eigendom was geweest. Ik had ze met hun luidruchtige gesprek en te nette pakken eerst heel vervelend gevonden, maar na een gesprek over de cultuurverschillen tussen Nederland en Spanje en Italië ben ik helemaal bijgedraaid.

Ik had me een beetje zorgen gemaakt bij het idee in het donker in een onbekende grote stad een bed te moeten vinden, maar het was zo gepiept. Enige probleem was dat het hostal op de vijfde verdieping zit. De fiets ging in de lift naar boven, maar daarbij stond hij op zijn achterspatbord, en dat leek me niet voor herhaling vatbaar. De volgende dag zou het de trap worden!

12 december: Valencia

Het hostal was erg klein en de man die het runt is erg behulpzaam. Alle kamers zitten aan dezelfde gang met gedeeld sanitair, en er is een kleine gemeenschappelijke ruimte. Daarmee houdt het een beetje het midden tussen een backpackershostel en de hostals op het platteland, die niet de pretentie van luxe maar wel de afstandelijkheid van een hotel hebben.
Ik wilde het de man niet aandoen om in de kleine gemeenschappelijke ruimte mijn bagage op te slaan, dus droeg ik meteen 's morgens de fiets de vijf trappen af, en ging ik daarna met fiets en bagage en al de stad verkennen. Ik ben alle verplichte sights afgerend. Op sommige plekken hangt nog een beetje Arabische invloed. Bijvoorbeeld in dit houten plafond in de voor de rest gotische Llotja de la Seda:

Ook is er een grote markthal, waar vis en fruit en vlees en zelfs cosmetica worden verkocht, door allerlei op handelswaar gegroepeerde standjes. Het lijkt op de soeks van Marokko, maar dan ruim opgezet en met personeel dat het fruit met handschoentjes oppakt om het voor je in een zakje te stoppen, terwijl in Marokko zelfs het brood bij de bakker door iedereen wordt bepoteld om het beste uit te kiezen.

Daarna zenuwachtig het boekingsnummer van de Franse spoorwegen gebeld, waarop ik tot mijn opluchting een menu kreeg met een optie voor een engelssprekende mens, die voor mij snel een boeking regelde voor de middagtrein van de grens naar Parijs. Dan dik vijf uur in de trein naar Barcelona. Daar kwam ik om 22:10 aan en ik had nu vanuit Cartagena maar vast een overnachting geboekt in Hotel Transit, naast het station, en zoals de naam al aangeeft hebben ze goed door waarom mensen daar zouden willen overnachten. Geen opsmuk maar wel schoon en een snelle computer om te internetten.

Vandaag 's morgens verhuisd naar een naar verluidt leuk backpackershostel en Barcelona in gedoken, waarvan ik hierboven al verslag heb gedaan.

Ik hoop jullie allemaal gauw weer te zien in Nederland. Tot dan!

zaterdag 8 december 2012

Laâyoune - Almería: van de zomer naar de herfst

De afgelopen week ben ik van fietser veranderd in een gehandicapte backpacker, waarbij mijn fiets uiteraard de handicap is. Ik reis per bus, trein en gedeelde taxi, waarbij er telkens iets voor die lompe tweewieler moet worden gearrangeerd. Wat visuele impressies daarvan:

Bus Laâyoune - Agadir

Gedeelde taxi Inezgane - Marrakech

Trein San Roque - Granada (check dat ingebouwde slot op het achterwiel)
Het wonderlijkste aan al dit geduw en getrek aan de fiets is dat de fiets er nog geen extra gebreken door heeft opgelopen. Wel heb ik ook eindelijk de oorzaak ontdekt van de tik die ik al een week of twee bij het trappen voelde: aanzienlijke speling in de trapas. De fiets is echt opgereden.

Maargoed, aangaande mijn reisbelevenissen:

Marrakech, deel 2

Ik was blij nog weer even naar Marrakech terug te kunnen. Dat bezoek kreeg ik echter niet voor niks: de bussen van Satcoma SATAS Voyageurs zijn niet extreem comfortabel en mijn achterste was al enigszins geïrriteerd door maanden op datzelfde fietszadel te zitten. Ik zat dus eindeloos te verzitten in een doorwaakte nacht, waarin ik het typische verkeersgedrag van truckers en buschauffeurs op de woestijnweg N1 eens door andere ogen kon zien. Door de voorruit van de touringcar bezien lijkt de weg niet breder dan een tweerichtingsfietspad in Nederland, en de trucks en bussen communiceren voor elke passeermanoeuvre uitgebreid met lichtflitsen. Uiteindelijk knalt de bus met een 70 km/u op een paar centimeter langs tegenliggers. Het verbaast me dat ik er totaal niet bang van word; zo sterk is blijkbaar de geruststelling die uitgaat van het feit dat je al zo vaak eerder in een touringcar hebt gezeten, en van al die andere mensen die zich ook niet druk maken.

Bij de checkpoints vraagt de politie soms aan de chauffeur of er buitenlanders in de bus zitten, waarop er een dude met een zaklamp de bus in komt. Op mijn blanke gezicht blijft de lichtbundel dan hangen. Weet je als bleekscheet ook eens hoe dat voelt.

Bij het busstation van Inezgane stapt bijna iedereen uit, en eigenlijk had ik dat ook moeten doen, omdat ik inmiddels had gelezen dat je hier meer overstapmogelijkheden hebt dan in Agadir zelf. Ik had echter een kaartje naar Agadir dus reed ik lekker daarheen. In Agadir waren echter geen bussen naar Marrakech anders dan die van Supratours en CTM, die volgens hun loketverkopers geen fietsen meenemen. Na een paar uur afwachten of er nog een ander bedrijf gaat rijden, pak ik de fiets op om dan maar terug te fietsen naar Inezgane.
Op het moment dat ik klaar sta om mijn been over de bagagedrager te zwaaien hoor ik van achter mij "Hee, goedemorgen!". Na bijna anderhalve maand in Marokko gebeurt het dan eindelijk: een ontmoeting met een Marokkaanse Nederlander op familiebezoek. Hij wilde ook nog wel ooit op de fiets naar Zuid-Marokko.

In Inezgane gaan ook geen bussen, maar staat wel een heel veld vol oude Mercedessen. Dat zijn gedeelde taxi´s; de bedoeling is dat je groepjes vormt van 6 mensen die naar dezelfde stad willen en dan brengt zo´n auto je daarheen met 4 man op de achterbank en 2 op de bijrijdersstoel. Ik had mazzel, de tweede man die me aansprak zocht nog een laatste persoon om een auto voor Marrakech vol te krijgen. De fiets werd met een can do-mentaliteit aangepakt en paste zonder veel moeilijkheden op het dak.
De taxirit zelf is niet zo spectaculair als ik had gedacht. Alle passagiers zijn moe en er wordt niet veel gepraat. Het enige wat mij wordt gevraagd is hoe duur de fiets is, en of ik hem wil verkopen. De chauffeur neemt de recent aangelegde snelweg, en als we vlak voor Marrakech dan toch de wegen zonder middenberm op gaan blijkt hij vrij rustig te rijden en niet in te halen als het eigenlijk niet kan.

In Marrakech weer een dagje gesightseed, waarbij de synagoge wel het interessants was. Ik kan mij niet herinneren eerder in mijn leven in een joods gebedshuis te zijn geweest, en Marokko is een wat onwaarschijnlijke plek om het dan te doen. Er is in Marrakech nog een joodse gemeenschap van een paar honderd mensen en de beheerster van de synagoge is een Engelse en vertelt van alles over hoe een viering verloopt.

Ook was het opvallend dat er een filmfestival aan de gang was waarvoor er op het Jemaa el Fna-plein een grote gratis outdoorbioscoop was opgezet met een geweldige geluidsinstallatie met van die bassen die je in je buik voelt enzo. Dat voelt toch ongepast tussen de muilezetjes en handkarren.


Tanger


Vervoer vinden naar Tanger was niet makkelijk. De verrassend strak georganiseerde spoorwegen (bewaker bij ingang station die je vertelt dat fiets niet naar binnen mag; informatiebalie met dame die vloeiend Frans spreekt; loketten met van die wachtrij-geleiedelinten) delen mij mede dat er in de treinen van Marrakech naar Tanger geen plaats is voor fietsen. Op het busstation is niet veel te beleven. Iemand spreekt mij aan en zegt dat de bussen staken, en hoewel taxichauffeurs die je graag als klant willen dat wel vaker zeggen, is het toch verdacht dat alleen het verkooploket van CTM open is. Ik zit even een appel te eten en vraag mij af wat een echte fietsavonturier zou doen, zo´n type dat in de winter Centraal-Azië doorkruist omdat het er in de zomer "te toeristisch" is.
Ik besluit dat het beste is om dan maar gewoon een kaartje te kopen, en te hopen dat het bagagepersoneel inschikkelijker is dan de regelneukers achter het loket. Dit blijkt een goede strategie, en hoewel de bagage-afhandeling heel wat strakker is georganiseerd dan bij SATAS, knippert niemand met zijn ogen als ze zien dat ik een fiets wil meenemen. Een stel Fransen komt ook nog met vier surfplanken aanzetten, en zo heeft de kruier een zware dag. Hij komt vlak voor vertrek mij nog weer even uit de bus halen om mijn zadel omlaag te doen.

Ik moet overstappen in Casablanca. Ben ik daar ook eens geweest! Het is bizar hoe Europees het daar is, voor iemand die net in de Atlas en de woestijn heeft gefietst. De Marokkaanse autosnelwegen zijn al een cultuurschok, met de prachtige péage-poorten in Franse stijl en rustige verkeersgedrag. Maar als je dan Casablanca in komt is het helemaal compleet. Glazen kantoorkolossen met de logo´s van Amerikaanse en Europese multinationals staan langs de schone, strak aangelegde palmboomlanen waarover je de stad binnenrijdt. Amerikaanse hamburgerketens zag je in Fez en Marrakech ook, maar hier lijken ze niet eens meer misplaatst.
Na de overstap, om 23:45, stopt de bus nog een keer in Rabat. Daarna val ik in slaap en even later stopt de bus weer in een vrij rijke stad met schone straten en grote kantoren. Het busstation is echter klein en rommelig. Iedereen stapt uit. Zou het Tanger al zijn? De batterij van mijn telefoon is op en ik kan dus niet zien hoe laat het is. Een taxichauffeur die "Al-marssa! Port! Al-marssa! Port!" tettert maakt het duidelijk: we zijn er.
Het is 5:30, leert navraag, en ik ga in het cafétje van het busstation zitten ontbijten. Als het licht wordt ga ik de stad in. Ik heb geen plattegrond, maar volgens de reisgids ligt het busstation ten zuiden van het centrum, dus een kompas voldoet. Zo kom ik op een grazig groen pleintje bij een stadspoort: dat moet het bekende Grand Socco zijn. Op een bankje ga ik maar weer even zitten wachten tot de dag wat meer op gang komt. 

Het valt mij op hoe bedaard alles hier gaat. De mensen wandelen rustig naar hun werk, en groeten soms een bekende of bestellen een koffie met een petit pain bij de pâtisserie. Deze kalme drukte doet mij zowaar denken aan het centrum van Doetinchem. Is dit nou Tanger, een kosmopolitische havenstad sinds de Feniciërs, altijd betwist door alle zeemachten, bij de naam waarvan je meteen denkt aan doorzakkende matrozen, zwermen van oplichters die op de bezoekende Costa-toeristen duiken, en Amerikaanse hippieschrijvers die langzaam ten onder gaan aan de overdaad aan drugs en minderjarige jongenshoertjes?
Ja, die stad is het, maar de losbandigheid die hier ooit heerste is door het onafhankelijke Marokko in de jaren ´60 aangepakt, en een paar jaar terug is ook de aankomstplaats van de veerboten verplaatst naar een nieuwe haven 43 kilometer van de stad. En in tegenstelling tot Zuid-Marokko is het hier in december geen toeristenseizoen meer.

Wel bijzonder is het voormalige Amerikaanse gezantschap in Tanger. Ineens zie je midden in een Arabische medina het wapen van de VS op een huis staan, en binnen hebben ze een museum met oude zeekaarten en door Marokko geïnspireerde kunst. Het is leuk om aan het eind van mijn verblijf in Marokko te zien hoe andere mensen het land hebben ervaren.
In Tanger nog één keer een Marokkaans hotel, voor een handjevol euro's recht aan het centrale plein en met supervriendelijk personeel. Daarna gaat het ´s morgens naar de veerhaven. Het is weer net als toen ik voor de eerste keer door het westelijke Rifgebergte fietste: vervelende klimmetjes, regen en plakkerige modder. Ik zie ertegenop weer in West-Europa te zijn. Het is duur, er is in Spanje meer taalbarrière, en alles is er strakker georganiseerd zodat er qua verblijf en vervoer minder te improviseren is. Ik ben dus in anderhalve maand het land gaan waarderen waar ik eerst een beetje bang voor was.

Gibraltar


Prikkeldraadafrasteringen, pizzakoeriers, chinezen, auto's die spontaan stoppen voor zebrapaden: het zijn zomaar wat voorbeelden van heel normale dingen die je na anderhalve maand buiten Europa verbazen. Ook heb ik twee keer een bestelling in een winkel moeten annuleren omdat ik erachter kwam dat er alleen wat achtergebleven dirhams in mijn portemonnee zaten.
Verder voelde ik in mijn eerste uren terug in ons luxereservaat een grote kalmte over mij. Het was voor mijn doen laat, de schemer viel, maar ik voelde totaal geen haast om een slaapplaats te regelen. Ik fietste door wat je in Nederland als een frisse herfstavond zou noemen. Dat is nieuw: de lichtval en het weer in Zuid-Marokko lijken niet op enig jaargetijde in Nederland. Thuis leek dichtbij. Ondanks dat ik als dakloze door een vreemd land reed, voelde ik mij als toen ik als kind 's avonds van een vriendje terug naar huis fietste, wetend dat moeder met warme chocolademelk en gevulde koeken zat te wachten.

Ik vond een slaapplaats in La Linea, een voorstad van Gibraltar op Spaans grondgebied. De dag na de veerovertocht ga ik maar eens kijken in het maffe stukje Verenigd Koninkrijk aan de Middellandse Zee. Her Majesty's Customs doen gelukkig lang niet zo moeilijk als de Marokkaanse douane en zonder paspoort te laten zien rijd ik dan de gelijkvloerse kruising met de landingsbaan op:

De toeristische auto- en wandelroutes op de rots heb ik op de fiets gedaan, wat met de paarhonderd meter hoogteverschil en steile hellingen weer wat complimenten opleverde.
Ik heb de aapjes gezien, en de grot en de ondergrondse gangen naar artillerieposten. Maar omdat ik de barbarijse makaken al in het echt wild heb gezien in de Midden-Atlas, zijn de grootste attractie zijn de toeristen. De meeste zijn verveelde Britten die compulsief met de aapjes spelen, ondanks dat die beesten constant loeren op een kans om een verrassingsaanval op het handtasje van mevrouw uit te voeren. 
Het lijkt soms alsof Gibraltar een in essentie Spaanse stad is vol Spanjaarden die Britje spelen om toeristen te trekken: veel winkelpersoneel spreekt vreemd Engels met een Spaans accent. Toch lijken er ook echte Britten te wonen, getuige de pubs in achterafstraatjes waar mannen in een of ander Brits dialect over voetbal praten. Waarschijnlijk is het de toeristenbusiness die veel tijdelijk personeel uit de Spaanse omgeving trekt.

Granada

De volgende dag, dat is vrijdag, gaat het naar Granada. Het plensregent 's morgens en dus is het een mooie dag om de trein te pakken. Ik heb op internet al opgezocht dat er van het station van La Linea om 12:01 een trein vertrekt waarin de fiets gratis mee kan. Van Granada kan ik dan naar Almería en van daar kun je een paar dagen langs de kust fietsen naar Cartagena, waar je fiets weer op de trein kan. De trein heeft een fietsenrek waar de fiets hangend in gaat, en waar ook een slot in zit ingebouwd, hoe attent! Het is wel jammer dat je om erbij te komen vanaf het balkon eerst drie traptreden op moet.
De treinrit is een mooie voor mensen met een treinobsessie: veel bruggen over snelstromende rivieren en kleine stationnetjes in afgelegen bergdalen. Echt hard gaat het met al die bochten niet. Daar ligt wellicht een reden dat hogesnelheidstreinen in Nederland moeilijk van de grond komen: het snelheidsverschil met conventionele treinen is bij ons kleiner.

 In Granada aangekomen is het betrekkelijk lastig een bed te vinden: het  backpackershostel zit vol, het eerste hotel ook, en pas in het tweede hotel is er plek. De Spanjaarden hadden donderdag een feestdag, dus veel mensen maken er een lang weekend van en trekken naar het zuiden. Granada is natuurlijk bekend als het laatste islamitische bolwerk in Spanje en sommige stukken van het centrum hebben nog een typische medina-structuur met nauwe steegjes. Er hangt zelfs die geitenstank die ik uit Tétouan en Chefchaouen ken.
Maar toen ik vanmorgen naar het Alhambra liep, moest ik meteen denken aan Kleef in de herfst. Net als in Kleef heb je een kasteel met schuine daken op een heuvel in een parkachtige stad. En voor het eerst dit jaar zag ik tapijten van gevallen bladeren, tussen esdoorns en kastanjes in herfstkleuren.
Ik liep al niet over van zin om dat Alhambra te bekijken; ik heb inmiddels wel genoeg Arabische paleizen gezien. Toen ik zag dat er om iets van 9:30 (en dat is voor Spaanse termen héél vroeg volgems mij) al lange rijen stonden voor de interessantste gedeelten haakte ik maar af. Ik ging nog even verder rondkijken in Granada en daarna verder naar Almería. Laat mijn bevlogen geschiedenisleraar van vroeger het maar niet horen.

In Almería zit ik nu dit stukje te schrijven. Ik had deze avond natuurlijk voor Spaanse begrippen te vroeg honger, en geen zin om veel geld uit te geven, dus voelde ik een heimwee naar de Marokkaanse horeca. Maar het geluk stond aan mijn kant: ik sla een hoek om en ineens zit daar een Marokkaans café dat ook tajines, couscous en gebakken eieren met friet verkoopt. Het is helemaal echt: zellige op de muren, goedkope meubels op dito tegelvloer, en alleen mannen binnen. En van de prijs van het eten wordt een Hollander er ook heel blij. Het café zit in een heel rijtje vol met Marokkaanse bedoeninkjes; het zal wel met de veerdienst Almería - Melilla te maken hebben.

Verder

Je moet van hier in drie dagen naar Cartagena kunnen fietsen. Op die derde dag dan aan het eind van de middag met de trein van Cartagena naar Valencia. Vanuit Valencia kun je weer met de trein naar Barcelona. Vanaf daar zijn er natuurlijk allerlei vliegtuigen richting huis, en er lijken zelfs met Franse nachttreinen mogelijkheden te zijn om het zonder vliegtuig te redden. Probleem is dat ik hier zo'n treinreis niet kan boeken zonder naar Frankrijk te bellen. Ik denk dat ik het maar in Barcelona op het station ga proberen, met het risico dat tegen die tijd prijzen van zowel trein- als vliegreizen behoorlijk zijn opgelopen. Maargoed, als je een vlucht met Ryanair boekt maar dan geen fietsdoos kunt vinden wordt dat ook een dure grap. We zullen zien.

zaterdag 1 december 2012

Tafraoute - Laâyoune: Operation Desert Storm

I made it to the Sahara. What's more, to an area where oases are few and sand dunes are plenty. In late November 2012, I was riding my bike not among snow ploughs, but among bulldozers clearing the sand from the road. It was an exciting week, so let's dive in!

24th of November: Tafraoute - Tinoumar
The hotel in Tanger is the first real Moroccan hotel of my trip. 30 dirhams a night, rooms of only a few square meters with just a floor, a bed and a chair, and a restaurant where you can eat for 20 dirhams. I saw a cockroach on the floor in my room, which may even be the first time I see one for real.
I nicely made it a full day of rest by leaving Tafraoute at the same time I had arrived the day before: 10:30. By that time I had replaced the worn rear tire. The mountain landscape west of Tafraoute is very different from the rest of the Atlas: hard round granite instead of soft layered rock. The landscape becomes a bit wetter again too: there is water in the river beds and there are lots of terraces on the mountain sides.
After you turn left towards Ifrane de l'Anti-Atlas, the landscape is no longer mountainous, just bellowing. Somewhere there I see this arc, called Bab Tlata. It reminds me of the schuttersbogen in the village where I grew up.

The agricultural landscape does not look promising for camping spots, but I pass some hamlets that have a little patch of trees along a river bed. I ask if I can camp in one such group of trees, and build my tent. A boy named Saïd comes to have a look. He teaches me the Berber names of my vegetables, I teach him a Kinderen voor Kinderen song and we share the meal. In the end he insists on my visiting his house. The parents and older brothers are of course surprised at first, but then forbid me to go back to my tent because it is too cold outside. We have a round of Moroccan tea while without my knowledge Saïd has been sent back to guard my tent.
After we break up my tent in the dark I can use their pre-paid 3G internet for a bit and go to sleep on their couch. I have had discussions back at home on what is more important: clean running water or internet. This Berber household gives the answer: internet of course! There is no tap, nor is there a bathroom. Nobody seems to mind very much: you can make tea with water from the well, and there is a walled cactus grove that serves as the village's public toilet.
What's also interesting is that Saïd's oldest brother Largou, in whose room I am sleeping, has video chats with European women over the internet while the women in his own village live an apparently segregated life. While I drink tea with the men, I catch only glimpses of the women through doors accidentally left open.
Largou tells me he tends to work in Europe for a few months and then come home again with lots of supplies for the village. It's how he learned all the European languages he speaks (French, Spanish, Italian, and some English). He used his language skills to host more foreigners in the past, offering his hospitality to French hikers and British motorcyclists.
Largou's and Saïd's father worked in the coal mines in Limburg and even speaks a few words of Dutch!

25th of November: Tinoumar - Guelmim

I wake up at 7 o'clock in the morning, and have a delicious breakfast with home-baked bread, olive oil, argan oil and instant Nescafe Largou brought from Spain. I also bring my La Vache Qui Rit and chocolate spread to the table. Largou tells me about the Berber people and their being repressed by the Arabs. The conversation is much like the one I had about the Basques with Asier, the Basque biker I met in Imilchil. I leave at 9:15, having exchanged email adresses.
As I ride south, the landscape becomes more like the southern oasis area where I was before: rock desert with villages in small palm forests. I have lunch after Ifrane de l'Anti-Atlas. When I am about to leave my lunch spot, Thomas arrives. Thomas is a Frenchman riding a bike from his second home in Meknes (Morocco) to Senegal or Guinée. We chat a bit and then he proceeds to have lunch on my spot and I hit the road again.
Shortly after lunch I reach Bou Izakarne, from where I planned to follow the main coastal road N1 to Laâyoune. It looked like a very bad plan here. The road is narrow and busy with trucks and buses. The verge of the road is full of pebbles in which you cannot ride. Some trucks and buses from the cheaper bus companies overtake me with only centimeters of space between us. And when they overtake with more space, they are going blazing fast, which together with the strong side wind causes turbulence that makes it hard to stay in control of my bike.
In Guelmime I check in to a hotel, and decide that if all of the N1 is going to be like this, I'm not going to Laâyoune. We'll see tomorrow how it is. Tan-Tan is 130 km away, and while that is more than my usual daily distance in Morocco, there are no other villages on the map in between, so I'll try to make it to Tan-Tan anyway. At least in the desert, there is nothing else to do than riding and logging miles.

26th of November: Guelmime - Tan-Tan

When I hit the streets in Guelmime, I find myself in a mild sandstorm for the first time in my life. There is a kind of brown fog, sand gets into every spot where you don't want it to be (like between your teeth), and everyone covers his face with a big scarf. I buy a lot of water, cover my face too, and get riding.
At first, the sandstorm is blowing in my direction, and I speed towards Tan-Tan at 27 km/h. Of course, such good things don't last and the wind slowly turns clock-wise to be against me. It also carries even more sand, and I find myself struggling to keep my bike going straight while I can see only 100 metres ahead of me and I am being sand-blasted.
The road does seem to be quieter than yesterday, and because of the high speed at the start I have covered 81 km already at lunchtime. As I sit there eating bread with my back against the wind, a car stops and gives me a banana, an orange and a bottle of water. The latter gift annoys me a bit as I am already carrying a day's supply of water and I don't need 1.5 kilos more to carry up the hill ridge I'm about to cross. But I'm too nice a guy to just throw away someone's gift, even if no-one is looking.
The landscape is a kind of rock desert, but not as deserty as I had expected. The road goes through a valley and there are even some big irrigated fields in there. As in the rest of Morocco, there are scattered houses everywhere in places where you think no-one has a reason to live. And there are lots of heather-like hardened plants between the rocks.
It was about 17:00 when I entered Tan-Tan, after being stopped at a police checkpoint at the outside, as if I'm in the West Sahara already. I craved a coke and a hot shower, but I first had to use the last minutes of daylight to clean the sand of my bike's drivetrain. A bunch of kids gathered around me as I was busy with the bike. They interestingly seemed to know everything about American pro wrestling, but could also lend a hand for the bike.
The hotel I stayed in is a typical Moroccan hotel for 30 dirhams a night. There is no shower, toilets are shared and the bed in the five-square-meter room is worn. The attendant is a nice man who brings me a chair to sit on when I'm looking at the street life from the hotel's balcony. Vegetarian food is nowhere to be found in these rough desert areas, and I have dinner not at the restaurant's hotel but at a typical Moroccan roasted-chicken joint across the square.

27th of November: Tan-Tan - Akhfenir

Yesterday I rode with a pattern of one and a half hour of fast riding, quarter of an hour of rest. I pick up the same rhythm today again, aiming to reach Akhfenir at about 110 km after Tan-Tan. I skip by El Ouatia / Tan-Tan Plage. After that I find myself riding along the coast. On my right hand, the endless ocean, on my left hand, the endless desert (and a power line). I see some mouths of dry rivers that look geologically interesting. This one just looks like a scale model of the Netherlands, with an estuary turned into a lagune behind a layer of dunes:
About an hour after lunch I see Thomas (who I already met two days before) having a break beside the road. We ride together from there on. When we reach the village of Akhfenir around 16:15, we do the usual shopping again. Thomas turns out to speak some Arabic, which he learnt from some Moroccan-French friends.
He wants to continue to try to camp with the groups of fishermen that you see on the cliffs. I like that idea and follow him. There are no fishermen after Akhfenir however, and the wind is getting ever stronger. When the night is starting to fall, we are in the middle of nowhere. There is a little house maybe a kilometer to the right, a bunch of sings that is possibly a police checkpoint a kilometer ahead, and there is a slope down and then an area with some rocks and plants to our left. We decide to camp to our left, here:
It turns out that pitching a tent in this wind is a challenge. Thomas stacks the rocks to form a wind-blocking wall, I do the same. I start pitching my tent. The soil is sandy, will the pegs remain in place? I think of securing the pegs by laying heavy rocks on top of them, but don't do it because I'm in a hurry and I'm afraid that the rocks will be in the way of the tent sheet.
Bad idea! Just as it is also starting to rain, my tent flies away! I catch it and with the help of Thomas pull it back into place as well as we can. Now I secure the pegs with rocks, but the pulling-into-place made that the tent is not staked out as tight as it should be. The wind is pulling and tugging and it doesn't look right. I move some pegs, add two guying cords, and secure all the pegs with the biggest rocks I can carry. This will have to do, there is no alternative.
Neither is there time for a proper dinner now, I just eat my breakfast supplies of bread and chocolate paste. After that I try to sleep in the scary noise of the tent sheet flapping in the wind.

28th of November: Akhfenir - Tarfaya

When I wake up in the dark, I feel sand everywhere, and after I take a picture with flash, I can see on my camera screen that the inside of my tent now looks like this:

The strong wind is blowing in the right direction however, and after we managed to pack up all the sandy stuff again we make good progress. Riding your bike in a sandstorm also makes for nice pictures of course:


 There is a bit where the road goes back to the coast after going around a salt lake, and the wind is a headwind for perhaps 20 km. That takes as much time as the other 50 km to Tarfaya, which we reach at luchtime. According to Thomas's habit, we have lunch with a tajine in a café.
A look at the map shows that we can reach easily Laâyoune, or even its port of El Marssa 20 km further, in one day from Tarfaya. But after El Marssa there is nothing. So we better just stay in Tarfaya and go to Laâyoune tomorrow.
We stay in hotel El Bahja in Tarfaya, with offers a lot of friendliness for 50 dh a night, and even a hot shower. In the afternoon we also have our bicycles washed at the local car wash. Mine never looked as good since it was rolled out of the shop where I got it!
In the evening we have dinner with soup in the hotel's restaurant, and there we meet two motorcyclists, Czech and British, who spontaneously tell about their encountering two Irish brothers on bicycles - that must be Brendon! They're 100 km behind Thomas and me.

29th of November: Tarfaya - El Marssa

The wind seems to be blowing with us even more today, and with about 30 km/h we fly towards Laâyoune. As I'm getting used to by now, we reach it at lunchtime. The landscape between Tarfaya and Laâyoune is so monotonous that it is making you dizzy sometimes. Just brown rocks and sand with some small dark green plants, flat, as far as you can see.
In the village of Tah you enter the West Sahara, which I knew as the odd empty spot on the map south of Morocco that I saw in topography lessons in school. It used to be a Spanish colony until the mid-1970s. After that, it was claimed both by Morocco and the Polisario front who wanted independence as the Sahrawi Arab Democratic Republic. Nowadays, most of it is effectively governed as a part of Morocco, but the numerous police checkpoints and the presence of a UN mission supply some exotic feel.
At these police checkpoints, you have to show your passport and answer some other questions (like your profession). The police officers running these checkpoints are generally friendly and chatty. Everyone who joins the police in Morocco has to spend time in the West Sahara, three years on the relatively densely-populated coast or two years in the empty hinterland. It must be boring as hell and loaded cyclists passing your checkpoint are a nice break from the routine.
Morocco built a monument on the border of the area commemorating their annexation of it:

Laâyoune looks like a bunch of military barracks with a small commercial neighborhood with a quiet market and a few cafés. There are supposed to be 200 000 people living here, but I don't see them.
Over lunch I decide to go with Thomas to El Marssa. I wanted to go there anyway to see the Boukra - Laâyoune conveyor belt: it is the world's longest conveyor belt taking phosphates from the mine in Boukra to the port in El Marssa.
Between Laâyoune and El Marssa, the road goes East - West instead of NE - SW for a bit, so the wind was from the side. And there is also a bit of sand dune desert there, so it makes for some adventurous cycling through a sandstorm again.

When we finally reach El Marssa, there is only one hotel there, which charges 290 dirhams for a room for two people. Thomas thinks it is too much and starts asking around with people. He seems to be able, speaking a little bit of Arabic, to do business the Moroccan way. Have a chat, take it easy, take your time, build up trust, and eventually you will together arrange something. A man named Rachid knows another man who has a flat where we can stay for 150 dh. 150 dh for a whole flat sounds good, so we wait for Rachid to finish his work. Then Rachid takes us to a flat and we have to wait for the man who lives there. He arrives after another hour and a half, and at this point it feels like finding a place to stay was a more important activity today than bike riding.
The flat's inhabitant, Lassin, sees us as our guests. He shares dinner with us and does not accept payment again!
Like everyone in El Marssa, Lassin works as a fish trader. All of El Marssa smells of fish and there is an industrial area where there are small factories where fish is frozen and packaged for transport. There are suspiciously few women on the street, even for Moroccan terms: probably many men from northern Morocco work here but still have their family in the North.

30th of November: Around and in Laâyoune

Thomas and I have breakfast in a pâtisserie close to Lassin's flat. We had to celebrate my reaching the southernmost point of my trip, so we have petits pains and cake and lots of coffee. While in Morocco, I have discovered why I don't like coffee with sugar at home: Europeans don't use enough sugar. But if you use one and a half metric ounce of sugar for one cup of coffee, the result is delicious!
We ride South together until the conveyor belt. There we take a picture of me, exchange goodbyes and I had back against the wind to Laâyoune. So here I am, further South than I have ever been:

After that I head back to the city of Laâyoune, against the wind, taking another route than the one by which we had come. It passes by a beach village called Foum el Oued. The sight of a European cyclist on the back road tickles the curiosity of two police officers passing by in an unmarked car. They ask if I gave my renseignements, and before I can recall what that means again, he is calling his boss to ask what to do with me. The boss is in a good mood apparently, because I can go on without even filling in my renseignements for the umpteenth time here.
In Laâyoune, I happily discover that there is a city center that Thomas and I missed when we passed the place for the first time. Enough cafés and shops to spend my time until I find suitable transport back North. There is also a good hotel, and to my surprise, this morning (1st of Dec) I saw the bikes of Brendon and his brother in the luggage area!

And now?

It feels strange to stop. I'd appreciate a few days of rest, but ultimately I want to live the riding life again. To have your times of sleeping and waking determined by the sun and to eat a week's amount of bread, couscous and pasta every day.

On the other hand, continuing towards Mauritania and beyond, while possible, doesn't feel right either. I'd be missing most or all of the winter in the Netherlands, which means degradation of my speedskating skills, not to speak of my probably pathological Fear Of Missing Out on outdoor ice. And most of all, why Mauritania? There's presumably more of the poverty, the language barrier and the sandstorms, and less of the cultural heritage and the good food. Continuing from here on means first traveling around Morocco on buses, taxis or planes to get a visa and vaccinations and then some 1500 km of more desert. Not my idea of a good time.

So I'm going to try to reach home by Christmas over the earth's surface. That way I can visit Marrakech (again), Tanger, Gibraltar, Madrid and/or Barcelona.

Morocco should be doable with buses and trains, even though the Compagnie des Transports au Maroc attendant responded with the single word "interdit" when I asked if I can take a bicycle on a CTM bus. The smaller bus companies, indeed, those cowboys that I curse every time one of their stone-age vehicles spewing black smoke chases me off the road, seem not to make so much trouble about unusual luggage.
People tell me Spain is doable by train, even though long-distance express trains do not take bicycles.
France is the real hurdle: you cannot take a bicycle on the TGV, regional trains that do take bicycles do not form a full network, and there is a booking bureaucracy. Riding some bits? Hitchhiking with the bike? A strategy could be to reach Basel or Strasbourg and use the much easier German trains from there.

So I hopefully, a week from now, I'll be writing another post from Gibraltar or around there somewhere!

The route