Afgelopen week was de week van het echte werk: de Hoge Atlas! Dat is anders dan ik in de vorige post aangekondigd. Maar door de regen ging ik kijken hoe ik zo snel mogelijk bij de woestijn kon komen, en van wat ik over die routes las werd ik zo enthousiast dat ik ze maar meteen ben gaan rijden, ondanks dat het mij niet van de regen heeft verlost. Na een achtbaanrit langs graanvelden, cederwouden, middelgebergte, blubbersporen, dennenwouden, hooggebergte, alfalfavelden, rotskloven en tenslotte rotswoestijn ga ik daar nu maar eens over bloggen. Zoek een lekkere stoel en pak er maar een zak chips bij.
Er wordt daar nog steeds gewerkt, en dan niet voor toeristen als reenactment, maar echt. Met alle ongezondheid en gevaar van dien. Terwijl we tegenwoordig toch weten hoe dat veilig, gezond en bovenal efficiënter kan.
De Marokkanen denken dat toeristen daar allemaal komen om hun handwerkproducten te kopen als souvenir. Ook de officiële gids troont ons dus mee naar allerlei winkels, waaronder deze djellaba-toko. Je ziet er wel meteen vroom en wijs uit in zo'n ding:
De drie echt mooie gebouwen in Fez zijn volgens mij de Bab Boujeloud, het Koninklijk Paleis en de Bou Inania-medressa. Die medressa zat helaas niet in de rondleiding en toen we op mijn verzoek even gingen kijken, ging hij net dicht voor een gebedspauze. Een vlugge blik naar binnen gaf weer net zo'n betovering door al die decoratiepatronen als het Alcazar van Sevilla. Hier nog een foto van mij bij de Bab Boujeloud, die ook mooi aangeeft hoe druilerig het was:
Voor vertrek uit Fez moest de fiets nog in orde gemaakt worden. Bij het verstellen van de voorderailleur, zoals vorige week aangekondigd, merkte ik dat de achterrem aanliep en nadere inspectie leerde dat er een spaak in het achterwiel was gebroken. Om die te vervangen moest de cassette (het pakket tandwielen van het achterwiel) eraf. Het was dus een uurtje of 2 fietsenmaken op een regenachtige hostelbinnenplaats waarbij ik geïnteresseerd werd gadegeslagen door een van de Slovenen die aan downhill mountainbiking doet. Het is wonderwel allemaal gelukt en de fiets liep weer als nieuw!
Na een stukje dalen gaat het linksaf omhoog richting een stadje genaamd El Kebab (ja, echt). Langs de kant van de weg staat een man met een kapotte brommer. Hij houdt mij aan en met mijn gereedschap draait hij zijn hevig lekkende carburateur weer dicht. Het is niet eens een valstrik om mij iets aan te bieden en even later vervolgen we blij onze wegen.
Een eindje verder kom ik weer bij een grotere weg en begint het echte klimmen ook. Eigenlijk beklim ik nu in drie dagen vanuit Khénifra op 826 meter de Tizi-n-Tirherhouzine, een bergpas op een dikke 2700 meter. Na een tijdje kom ik bij Sidi Yahya Ousaad. Hier gaat het rechtsaf de bergen in. Ik doe nog een keer inkopen voor 2 dagen, omdat de dag erop de dag van de Groene Mars is, een nationale feestdag.
Het eerste stuk van de binnenweg is nog goed, en in een afdaling duik ik zo hard naar beneden dat een waterfles losrammelt en op het wegdek stukslaat. Met pijn in m'n hart vraag ik bij een heel armoedig lemen hutje langs de weg om nieuw water.
Ik kom te rijden in een breed dal met akkerbouw, niet erg geschikt om te kamperen. Gelukkig kom ik op precies de juiste tijd weer bij eikenbossen en olijfboomgaarden. Ergens aan de rand van zo'n eikenbos pleur ik uit het zicht van de grote weg de tent neer. Een puberjongen ziet mij vanaf zijn muilezel bezig en blijft wel twee uur staan kijken. Ik vind het een beetje ongemakkelijk. Als ik hem gedag kom zeggen groet hij vriendelijk terug, maar door de taalbarrière komt er ook niet meer uitwisseling tot stand. Ik maak weer een rijstprutje, en net als ik wil gaan slapen komt er een oudere man op een muilezel voorbij die zijn woning aanbiedt. Ik sla het allemaal rigoureus af en lig op tijd in bed.
Als ik die vrachtwagen ziet ga je natuurlijk denken, "shit, als dit weer zulke voertuigen klein krijgt, hoe moet dat dan met mijn fietsje gaan...". En inderdaad, een paar kilometer later blijkt dat ik mijn voet niet meer uit mijn pedaal kan klikken. Een schroefje van het klikpedaal is kwijt. Met wat demontage krijg ik gelukkig wel mijn schoen weer van het pedaal af, maar het is nog maar de vraag of ik hier ergens reserveonderdelen voor het kliksysteem kan vinden of improviseren. Voorlopig gaat het op de andere, normale kant van de pedalen verder.
Daarna kom ik ineens, eerder dan ik had verwacht, op de hoofdroute van de Tizi-n-Tirherhouzine, waar de weg beter is. Het weer wordt ook meteen beter, het wordt warm en er verschijnen opklaringen. De handschoenen die ik zowaar aan had kunnen weer uit. Het berglandschap begint weinig spectaculair, glooiend met verspreide dennenbomen. Maar in de loop van de dag wordt het indrukwekkender: de gezwollen rivier zie z'n weg zoeken over de platte dalbodem en in de verte verschijnt een rotswand waarachter op 2200 meter hoogte Imilchil moet liggen.
Dit dal is ontzettend primitief. Tractors zie je hier niet, iedereen werkt met muilezels die houten ploegen trekken. De perceeltjes zijn nauwelijks groter dan je huiskamer. Vrouwen dragen de oogst op hun rug naar huis. Beide zijden van de rivier zijn bewoond, maar er zijn geen bruggen: je moet maar waden. Ik zie wel, aan de vrij nieuwe verharde weg en nieuwe elektriciteitsleiding, dat de overheid hier behoorlijk heeft geïnvesteerd in de afgelopen jaren. Laten we hopen dat het gaat helpen.
Aan het eind van de middag komt er een jongen van ongeveer 15 naast me rijden die om een bonbon (snoepje) vraagt. "Ben je daar niet een beetje oud voor?", denk ik, maar hij is erg koppig. Met een uiterste articulatie-inspanning produceert hij nog eens iets dat klinkt als bombe, en dan begrijp ik het: de fietspomp! Ik had al gezien dat zijn banden erg slap stonden dus doe ik er weer netjes 3,5 bar in. Ik smeer ook nog z'n ketting. Ten slotte is het voor hem een teleurstelling dat ik niets kan doen aan de speling die op ongeveer alle lagers van zijn fiets zit, maar hij biedt me nog wel thee aan. Ik ga echter gauw verder, want hoewel ik al dicht bij Imilchil ben gekomen, zit ik nog 400 meter lager dan dat dorp.
Dat betekent dat er een Stelvio-achtige reeks haarspelden moet volgen om dat hoogteverschil te overwinnen. Dat gebeurt één bocht verder dan ook. Eindelijk het echte berggevoel in de Atlas!
Tegen de tijd dat ik boven ben begint het te schemeren: het ge-emmer in de modder heeft tijd gekost. De eerste herberg van Imilchil is vol met motorrijders, de tweede heeft plek. Het is een bijzondere tent. De gastenkamers zijn nieuw en voor Marokkaanse termen luxe, met eigen warme douche. Je kunt er ook een door de vrouw van de baas bereide tajine eten. De baas en zijn gezin wonen echter in de kelder onder de herberg op een grindvloer.
In de herberg zitten ook twee Baskische fietsers die van over de Tizi-n-Tirherhouzine zijn gekomen, en zij hebben slecht nieuws voor de avonturier in mij: de weg is recentelijk verhard! Bij het gezamenlijk eten (tajine zonder vlees of vis "dus" met sardientjes) praten de Basken, de baas en ik in het Frans over de Marokkaanse eetcultuur.
Op de TV zie je de Marokkaanse programmering voor de Dag van de Groene Mars. Een plechtige toespraak van de koning en filmpjes van Marokkaanse verpleegsters die arme Saharaantjes helpen en plaatselijke leiders die de Marokkanen verwelkomen.
29 oktober - 1 november: Fez
De eerste dag in Fez ging grotendeels op aan bloggen en bovendien regende het pijpenstelen. Nog even richting het oude centrum gewandeld, waarbij ik in de joodse wijk nog weer werd aangesproken door een vriendelijke man die heel graag met mij wilde gaan theedrinken in een tapijtenwinkel. Nee bedankt, maar wel leuk dat ik nu alle oplichterstrucs uit het boekje heb gehad.
's Avonds wilde ik gaan eten bij het leuke restaurant naast het restaurant waar ik de dag ervoor gegeten had, maar dat bleek à la De Drie Gezusters hetzelfde bedrijf te zijn. Bij gebrek aan vegetarische gerechten anders dan wat ik de dag ervoor al had gehad, bestelde ik maar iets met vis (ik doe makkelijk hier in Marokko, je komt toch niet helemaal om dode beesten heen). Deze vis werd duur betaald! 1 november bracht ik door in bed, en ik ging er alleen af en toe uit om te schijten en één keer om de was op te halen bij de wasserette. We zullen wel nooit weten wat het nou was: was de vis rot, is de frituurolie daar als sinds het vertrek van de Fransen niet meer ververst, of is mijn maag gewoon niet meer aan zo veel dierlijk materiaal ineens gewend?
Het gekke is dat ik in de eerste week alles heb gedaan wat de reizigersdiarree-god verboden heeft. Met name heb ik mij schuldig gemaakt aan het eten van rauwe groenten en fruit die niet zijn geschild, en soms in een moment van onbedachtzaamheid zelfs niet gewassen. Toen was er niets gebeurd, en ik begon al bijna te denken dat ik onkwetsbaar was voor dat soort dingen door mijn eerdere avonturen met het drinken van Belgisch oppervlaktewater.
Dit dagje vertraging betekende dat ik de dag daarop met de vier Slovenen van pajk-cruiser.blogspot.com Fez kon gaan verkennen. Met z'n vijven huurden we een gids en gingen we er met de auto op uit. De gids coachte hem door het Marokkaanse verkeer: "Use the horn!", "Double it!" (met dat laatste bedoelt hij dat de bestuurder moet inhalen, liefst over een stoep vol voetgangers). Als wij dan met gegiechel in plaats van de claxon reageren, ramt hij zelf wel een paar keer op het stuur.
Fez is natuurlijk werelderfgoed vol prachtige oude gebouwen, maar ik moet zeggen dat ik Marokkaanse binnensteden vooral ervaar als stinkende bendes vol primitief, economisch onzinnig geklungel. Neem nou deze bekende eeuwenoude leerlooierij:
De Marokkanen denken dat toeristen daar allemaal komen om hun handwerkproducten te kopen als souvenir. Ook de officiële gids troont ons dus mee naar allerlei winkels, waaronder deze djellaba-toko. Je ziet er wel meteen vroom en wijs uit in zo'n ding:
De drie echt mooie gebouwen in Fez zijn volgens mij de Bab Boujeloud, het Koninklijk Paleis en de Bou Inania-medressa. Die medressa zat helaas niet in de rondleiding en toen we op mijn verzoek even gingen kijken, ging hij net dicht voor een gebedspauze. Een vlugge blik naar binnen gaf weer net zo'n betovering door al die decoratiepatronen als het Alcazar van Sevilla. Hier nog een foto van mij bij de Bab Boujeloud, die ook mooi aangeeft hoe druilerig het was:
2 november: Fez - Azrou
Ook op de ochtend van vertrek weer regen. Ik voel mij inmiddels thuis in het Marokkaanse verkeer en het gaat vlotjes over een driebaans weg de stad uit. Tot Immouzer is het een rommelig landschap vol verspreide bebouwing met veel afval. Daarna kom je meer in het Atlasgebergte, en bij Ifrane beginnen de befaamde cederwouden van de Midden-Atlas. Het gekke aan deze dag was dat er veel hoogtemeters waren, van Fez op 430 meter naar Azrou op 1450 via Ifrane op 1650, maar dat er geen echte beklimmingen waren. Het was gewoon één lang stuk vals plat tot voorbij Ifrane en dat is niet best voor je stemming.
Wat wel goed was voor de motivatie is dat ik onderweg nog weer werd ingehaald door de Slovenen, van wie ik wat Red Bull mocht snoepen. Zoals je ziet was de regen inmiddels ook verdwenen:
Ifrane is het Sankt-Moritz van Marokko. De huizen zijn er gebouwd in chalet-stijl, het heeft zoals vorige week vermeld een heel koel klimaat, en het is een populaire verblijfplaats bij de nationale rich and famous onder wie koning Mohammed VI. Westerlingen-toerisme is er niet, althans, dat blijkt uit het feit dat Hôtel Chamonix ondanks zijn Europese naam en uitstraling geen toiletpapier heeft. Dan maar terug naar de fiets om m'n eigen te halen.
Ik rij bij Ifrane een stukje verkeerd en kom zo volgens GPS zelfs tot 1750 meter; het voorlopige hoogste punt van de reis. Daarna is het vliegend afdalen naar Azrou waar ik een mooie Auberge met engelssprekende zwarte man als baas tref.
3 november: Azrou - Âïn Leuh
In de nacht in Azrou komt de diarree weer terug. Ik breng de nacht goeddeels op het toilet door en 's morgens hang ik twijfelend rond. Het weer is te mooi en ik voel me te goed om binnen te blijven, maar de knalharde bergetappe door de Midden-Atlas die ik in mijn hoofd had is vragen om meer ziekteverschijnselen. Ik ga dus maar rustig rijden richting het nabijgelegen Âïn Leuh. Ik ontbijt met een paar bekertjes vruchtenyoghurt, die hier verrassend populair is, en zoals gehoopt goed helpt tegen onrust in het maagdarmkanaal.
De weg naar Âïn Leuh is een landweggetje door het eikenbos. Overigens moet je je bij "eik" ten zuiden van de Pyreneeën (en dus ook in de context van de eikels voor de varkens voor de befaamde Jamón Ibérico) niet de Nederlandse zomereik voorstellen, maar een kleinere soort met vettige bladeren die blijkbaar hulsteik heet. Het weggetje is klein en schoon en rustig en goed verhard. Het zou zo een natuurgebied in Europa kunnen zijn. Op een gegeven moment wijkt het bos en krijg ik een uitzicht over een landbouwvallei. Deze foto geeft een goed idee van hoe de Midden-Atlas eruit ziet. Ondanks dat er bergen boven de 2000 meter zijn, zijn het qua vorm eerder ronde heuvels dan rotsige bergen:
Ik rij de herberg nog even voorbij om in het dorp inkopen te doen en in de zon op een terrasje te zitten. Dat is echter 2 kilometer klimmen en ik word met mijn hongerklop makkelijk voorbijgereden door de plaatselijke kinderen. Die vinden mij in tegenstelling tot elders totaal niet interessant; blijkbaar ziet men op deze goede weg door het Nationaal Park Ifrane wel vaker fietstoeristen. Het dorp is gezellig, de bebouwing staat in Berbertraditie dicht opeengepakt.
De herberg heeft gelukkig een balkon waar ik zelf weer op Super Ongelood een pannetje rijst kan koken zodat ik niet weer ben aangewezen op de onbetrouwbare Marokkaanse horeca. De guardien van de herberg komt er even bij zitten. Hij vindt de brander reuze interessant maar spreekt helaas maar een paar woorden Frans.
4 november: Âïn Leuh - Khénifra
De Rough Guide belooft dat de weg van Âïn Leuh langs het Azigza-meer naar Khénifra door een gigantisch cederwoud loopt en dat je er vrijwel zeker berberapen gaat tegenkomen. In het begin zie ik echter vooral eiken. Ik heb me bij het ontbijt nog ingehouden en voel me slap, en kruip slingerend door de haarspelden omhoog.
Op een gegeven moment verschijnen er toch inderdaad ceders, en dan zijn de apen niet ver weg. Het is typisch aapjes kijken als in de dierentuin. Met babies op de rug zijn het net mensen. Mijn compactcamera is niet erg geschikt voor wildlife photography, maar hier dan toch wat aapjes:
De weg loopt dwars op de beekdalen en gaat dus van de ene naamloze col naar de andere. Je ziet afwisselend puinvelden, eikenbos, cederbos en landbouw in de vlakkere dalen. Berbers leven hier in tenten of in eenvoudige hoeves met - bijzonder in Marokko - puntdaken. De vrouwen hebben kleurige gewaden aan, mannen sjokken gelaten achter hun muilezels die de ploeg trekken. De kinderen zijn hier iets opdringeriger dan eerder, maar nergens agressief. Een keer moet ik een sprintje trekken om er in de klim eentje kwijt te raken die de afvalzak van mijn fiets af probeert te trekken. Dat zien van al die armoede ligt mij totaal niet. Ik voel me verwend: waarom krijg ik voor drie jaar in een ARBO-verantwoorde stoel achter een computer zitten zo veel geld, terwijl deze mensen die hun hele wakende leven keihard zwoegen niks overhouden op hun eten en een dak boven hun hoofd?
Je ziet hier ook veel Marokkaanse binnenlandse toeristen en het verschil in levenswijze tussen hen en mij is veel kleiner dan dat tussen hen en de plaatselijke bevolking. De toeristen hebben zelf een auto en vrije tijd. Zij begrijpen wat ik aan het doen ben en moedigen me aan. De locals kijken met een wazige blik, zo van, "rare jongens, die witte mensen".
Ik duik tenslotte vanuit de bergen Khénifra in en check daar in in het eerste het beste pand dat een bordje "hotel" heeft. Het blijkt een driesterrentent met een zeer attente portier. Dat moet dus wel genoeg comfort zijn om de laatste beetjes diarree te laten herstellen.
In Khénifra moet ik ook definitief kiezen tussen rechtstreeks naar Marrakech of binnendoor de Atlas over. Ik check nog eens de weersverwachting. Voor het hooggelegen (2200 meter) Imilchil verwacht men de eerstvolgende vier dagen nog temperaturen 's nachts ruim boven nul en 's middags boven de tien graden. Daarna gaat het 's nachts vriezen en komt er sneeuw. Als de afgelegen berbergebieden in de Hoge Atlas wil zien, lijkt het nu of nooit. Volgens de kaart is 36 km van de doorsteek onverhard; dat is bij goed weer in een dag te doen, zelfs als ik het allemaal moet lopen. We gaan het doen!
5 november: Khénifra - Aghbala
Eerst ga ik deze dag naar het postkantoor om de per ongeluk meegenomen sleutel terug te sturen naar de herberg in Âïn Leuh. Ik word zowaar vriendelijk geholpen zonder bureaucratie door de Marokkaanse post. Er waren voor vandaag onweersbuien voorspeld, maar daar heb ik overdag niets van gezien. Door brandende en stekende zon gaat het eerst door een Savanne-achtig roodbruin landschap Khénifra uit. Bij de vuilnisbelt laat een herder zijn schapen op het broeiende afval grazen:
Ondertussen passeert er een modieus uitgevoerde vuilniswagen met de slogan "Pour une environnement saine". Als ik in het korte window of opportunity kans had gezien zo te zoomen dat dat leesbaar was, was het World Press Photo-materiaal als je het mij vraagt.Na een stukje dalen gaat het linksaf omhoog richting een stadje genaamd El Kebab (ja, echt). Langs de kant van de weg staat een man met een kapotte brommer. Hij houdt mij aan en met mijn gereedschap draait hij zijn hevig lekkende carburateur weer dicht. Het is niet eens een valstrik om mij iets aan te bieden en even later vervolgen we blij onze wegen.
Een eindje verder kom ik weer bij een grotere weg en begint het echte klimmen ook. Eigenlijk beklim ik nu in drie dagen vanuit Khénifra op 826 meter de Tizi-n-Tirherhouzine, een bergpas op een dikke 2700 meter. Na een tijdje kom ik bij Sidi Yahya Ousaad. Hier gaat het rechtsaf de bergen in. Ik doe nog een keer inkopen voor 2 dagen, omdat de dag erop de dag van de Groene Mars is, een nationale feestdag.
Het eerste stuk van de binnenweg is nog goed, en in een afdaling duik ik zo hard naar beneden dat een waterfles losrammelt en op het wegdek stukslaat. Met pijn in m'n hart vraag ik bij een heel armoedig lemen hutje langs de weg om nieuw water.
Ik kom te rijden in een breed dal met akkerbouw, niet erg geschikt om te kamperen. Gelukkig kom ik op precies de juiste tijd weer bij eikenbossen en olijfboomgaarden. Ergens aan de rand van zo'n eikenbos pleur ik uit het zicht van de grote weg de tent neer. Een puberjongen ziet mij vanaf zijn muilezel bezig en blijft wel twee uur staan kijken. Ik vind het een beetje ongemakkelijk. Als ik hem gedag kom zeggen groet hij vriendelijk terug, maar door de taalbarrière komt er ook niet meer uitwisseling tot stand. Ik maak weer een rijstprutje, en net als ik wil gaan slapen komt er een oudere man op een muilezel voorbij die zijn woning aanbiedt. Ik sla het allemaal rigoureus af en lig op tijd in bed.
6 november: Aghbala - Imilchil
Het onweer dat overdag niet kwam, kwam 's nachts wel. 's Avonds waren er in de verte al weerlichten te zien, en rond tienen begint het regenfestijn dat iets van 14 uur zou aanhouden. Soms zijn het zulke slagregens dat het binnen in de tent miezert, gelukkig niet zo hard dat er dingen werkelijk nat worden. De volgende morgen is het moeilijk inpakken, de grond is veranderd in een roodbruine blubber die aan kalverstront doet denken. Ergens na 8 uur sta ik dan toch weer bij de grote verharde weg en blijkt Aghbala nog maar een paar bochten weg te zijn. Aghbala is één grote blubberpoel, maar gelukkig is er ondanks de feestdag vers brood te koop. Vanaf hier is de toestand van de weg inderdaad deerniswekkend:Als ik die vrachtwagen ziet ga je natuurlijk denken, "shit, als dit weer zulke voertuigen klein krijgt, hoe moet dat dan met mijn fietsje gaan...". En inderdaad, een paar kilometer later blijkt dat ik mijn voet niet meer uit mijn pedaal kan klikken. Een schroefje van het klikpedaal is kwijt. Met wat demontage krijg ik gelukkig wel mijn schoen weer van het pedaal af, maar het is nog maar de vraag of ik hier ergens reserveonderdelen voor het kliksysteem kan vinden of improviseren. Voorlopig gaat het op de andere, normale kant van de pedalen verder.
Daarna kom ik ineens, eerder dan ik had verwacht, op de hoofdroute van de Tizi-n-Tirherhouzine, waar de weg beter is. Het weer wordt ook meteen beter, het wordt warm en er verschijnen opklaringen. De handschoenen die ik zowaar aan had kunnen weer uit. Het berglandschap begint weinig spectaculair, glooiend met verspreide dennenbomen. Maar in de loop van de dag wordt het indrukwekkender: de gezwollen rivier zie z'n weg zoeken over de platte dalbodem en in de verte verschijnt een rotswand waarachter op 2200 meter hoogte Imilchil moet liggen.
Dit dal is ontzettend primitief. Tractors zie je hier niet, iedereen werkt met muilezels die houten ploegen trekken. De perceeltjes zijn nauwelijks groter dan je huiskamer. Vrouwen dragen de oogst op hun rug naar huis. Beide zijden van de rivier zijn bewoond, maar er zijn geen bruggen: je moet maar waden. Ik zie wel, aan de vrij nieuwe verharde weg en nieuwe elektriciteitsleiding, dat de overheid hier behoorlijk heeft geïnvesteerd in de afgelopen jaren. Laten we hopen dat het gaat helpen.
Aan het eind van de middag komt er een jongen van ongeveer 15 naast me rijden die om een bonbon (snoepje) vraagt. "Ben je daar niet een beetje oud voor?", denk ik, maar hij is erg koppig. Met een uiterste articulatie-inspanning produceert hij nog eens iets dat klinkt als bombe, en dan begrijp ik het: de fietspomp! Ik had al gezien dat zijn banden erg slap stonden dus doe ik er weer netjes 3,5 bar in. Ik smeer ook nog z'n ketting. Ten slotte is het voor hem een teleurstelling dat ik niets kan doen aan de speling die op ongeveer alle lagers van zijn fiets zit, maar hij biedt me nog wel thee aan. Ik ga echter gauw verder, want hoewel ik al dicht bij Imilchil ben gekomen, zit ik nog 400 meter lager dan dat dorp.
Dat betekent dat er een Stelvio-achtige reeks haarspelden moet volgen om dat hoogteverschil te overwinnen. Dat gebeurt één bocht verder dan ook. Eindelijk het echte berggevoel in de Atlas!
Tegen de tijd dat ik boven ben begint het te schemeren: het ge-emmer in de modder heeft tijd gekost. De eerste herberg van Imilchil is vol met motorrijders, de tweede heeft plek. Het is een bijzondere tent. De gastenkamers zijn nieuw en voor Marokkaanse termen luxe, met eigen warme douche. Je kunt er ook een door de vrouw van de baas bereide tajine eten. De baas en zijn gezin wonen echter in de kelder onder de herberg op een grindvloer.
In de herberg zitten ook twee Baskische fietsers die van over de Tizi-n-Tirherhouzine zijn gekomen, en zij hebben slecht nieuws voor de avonturier in mij: de weg is recentelijk verhard! Bij het gezamenlijk eten (tajine zonder vlees of vis "dus" met sardientjes) praten de Basken, de baas en ik in het Frans over de Marokkaanse eetcultuur.
Op de TV zie je de Marokkaanse programmering voor de Dag van de Groene Mars. Een plechtige toespraak van de koning en filmpjes van Marokkaanse verpleegsters die arme Saharaantjes helpen en plaatselijke leiders die de Marokkanen verwelkomen.
7 november: Imilchil - Tamtattouchte
De Basken gaan terug de Atlas over via de (nog wel onverharde) Tizi-n-Ouano en dat betekent dat we eerst nog 30 km samen fietsen. Hier zo hoog is het fris en winderig, de lokale bevolking loopt in winterjassen en met mutsen of toearegs. De bergen zijn kaal en grijsbruin, alleen onderin het dal is een kleine vlakte waar alfalfa en populieren groeien. De dorpjes zijn ksar-achtige Berbertoestanden. Het geeft een typisch plaatje:
Als ik onderweg stop om mandarijntjes te eten worden we overvallen door een bende kinderen. Ze willen al onze spullen hebben en slechts met moeite komen we weer weg.
In Agoudal scheiden onze wegen weer en vanaf dat punt ben ik alleen in de kale bergen. De weg overwint de 500 meter tussen Imilchil en de pashoogte erg geleidelijk, zodat de wind eigenlijk nog de grootste vijand is. Bij de lunchpauze waait mijn fiets met tassen en al om. Door de klap sneuvelt het decennia oude plastic campingbord van mijn ouders dat ik had meegenomen. Vooral als snijplank zal ik het missen.
Na weer twee uurtjes hard werken ben ik er dan: de Tizi-n-Tirherhouzine, het hoogste punt van de reis. Volgens de Michelinkaart 2700 meter, volgens GPS 2730:
Op deze zelfontspanner-foto kun je twee belangrijke dingen zien. Ten eerste: vanaf het moment dat ik de platte dalbodem met akkertjes achter mij heb gelaten, lijk ik in de woestijn te zijn. Hier groeit niets meer behalve wat taaie vetplanten. Ten tweede: die nieuwe weg is echt supergoed. De afdaling is stijl en de met GPS geregistreerde snelheden zal ik maar niet vermelden om mijn moeder een hartverzakking te besparen
Met die hoge snelheden kom ik al gauw in lagere, warmere streken. Groener wordt het echter niet; de platte dalbodem lijkt een soort steppe:
Kinderen langs de weg lijken hier erg aan toeristen gewend te zijn. Ze zijn een stapje verder dan hun leeftijdgenoten aan de andere kant van de pas: waar ze bij Imilchil een haag vormen met handen om af te tikken, vormen ze hier ook zo'n haag, maar maken ze net voor je hun hand raakt een vuist. Auw!, maar ik moet er zelf ook om lachen. Het dorp Tamtattouchte zit vol met toeristenverblijven die hotel, herberg, restaurant, café en camping in één zijn. Bij één daarvan zet ik de tent op in de hoop dat die in deze woestijn wel lekker gaat drogen.
Bij het koken gooi ik de pan om en ik denk even mijn aantekeningenschriftje kwijt te zijn, waardoor ik me eigenlijk vrij moedeloos voel na het feestelijk bereiken van het hoogste punt. In twee dagen je klikpedalen, je campingbord/snijplank/pandeksel en je schrift weg. Het is met zo'n fietsreis als in het leven in het algemeen: het is een zinloze strijd tegen het verval waarvan je weet dat je hem zult verliezen.
Gelukkig vind ik het schrift terug, en hoef ik de volgende morgen eens niet vroeg op te staan omdat ik al bijna in Tinghir ben en ik daar een rustdag wil houden.
Find more Bike Ride in Fes, Morocco
Find more Bike Ride in Azrou, Morocco
Find more Bike Ride in Morocco
Find more Bike Ride in Khenifra, Morocco
Find more Bike Ride in Morocco
Find more Bike Ride in Imilchil, Morocco
Find more Bike Ride in Morocco
Met die hoge snelheden kom ik al gauw in lagere, warmere streken. Groener wordt het echter niet; de platte dalbodem lijkt een soort steppe:
Kinderen langs de weg lijken hier erg aan toeristen gewend te zijn. Ze zijn een stapje verder dan hun leeftijdgenoten aan de andere kant van de pas: waar ze bij Imilchil een haag vormen met handen om af te tikken, vormen ze hier ook zo'n haag, maar maken ze net voor je hun hand raakt een vuist. Auw!, maar ik moet er zelf ook om lachen. Het dorp Tamtattouchte zit vol met toeristenverblijven die hotel, herberg, restaurant, café en camping in één zijn. Bij één daarvan zet ik de tent op in de hoop dat die in deze woestijn wel lekker gaat drogen.
Bij het koken gooi ik de pan om en ik denk even mijn aantekeningenschriftje kwijt te zijn, waardoor ik me eigenlijk vrij moedeloos voel na het feestelijk bereiken van het hoogste punt. In twee dagen je klikpedalen, je campingbord/snijplank/pandeksel en je schrift weg. Het is met zo'n fietsreis als in het leven in het algemeen: het is een zinloze strijd tegen het verval waarvan je weet dat je hem zult verliezen.
Gelukkig vind ik het schrift terug, en hoef ik de volgende morgen eens niet vroeg op te staan omdat ik al bijna in Tinghir ben en ik daar een rustdag wil houden.
8 november: Tamtattouchte - Tinghir
Het plan de tent te drogen werkt niet: ook in Tamtattouchte is er herfstregen. Ik vervang bij de lichte regen de remblokjes en zet koers naar de Todrakloof, een grote toeristische attractie tussen Tamtattouchte en Tinghir. Ik ben er zo, en het is er eigenlijk de Burgers' Desert in het groot: rode rotsen met verspreide geharde planten. Helaas hier geen informatiebordjes om het allemaal botanisch te duiden:
Ik loop nog even de bergen in maar keer onverrichter zake terug naar twee uur klauteren: het lukt niet om de uitzichtpunten met een uur wandelen te bereiken, en ik moet terug voor eten en meer drinken. Op de terugweg krijg ik gezelschap van een berberdame die vier ezels over het pad drijft, en in het voorbijgaan om wat muntjes bedelt. Ook de wandelpaden in de Europese gebergten zijn vaak aangelegd als transportroute voor pakezeltjes, maar dat zal nu toch al wel bijna honderd jaar verleden tijd zijn. Hier bestaat het potverdomme nog.
Voorbij de Todrakloof ligt in het dal een palmbos met dorpjes erboven:
En dat is dan het eindstation van deze bewogen week. Ik ben heel blij dat ik mijn voorzichtigheid me er niet van heb laten weerhouden deze hoge bergroute zo laat in het jaar te rijden, want het zou me verbazen als er een route is waarmee je in een week meer van Marokko kunt beleven!
In Tinghir doe ik 's avonds inkopen. Anti-muggenspul met DEET is hier niet te vinden; de vriendelijke vrouw achter de balie van de apotheek belt nog een kwartier meerdere groothandels zonder succes. Goed, dan zal het met dat malariarisico hier ook wel meevallen. Maar hoe komt het toch dat je altijd wordt opgeroepen DEET te gebruiken, maar apothekers all over the world liever antroposofische plantaardige-olieënmiddeltjes op voorraad hebben?
Wat ik dan weer wel vind is een fietsband in de ETRTO-maat 42-622, wat zelfs in Sevilla niet gelukt was. De fietsenmaker nam mijn compliment met zijn Decathlon-overtreffende assortiment glunderend in ontvangst. Hij is zelfs gemaakt voor "trekking", hoewel CYT Chaoyang geen merk is waarover ik op wereldfietser.nl of bikepacking.net ooit iemand heb gehoord:
Dit vervangt trouwens de Michelin City ProtekPlus die ik in Bordeaux had gekocht en gemonteerd. Dat is natuurlijk ook al geen gekende kwaliteitsband voor het zware werk en de misschien 2500 kilometer die hij het als voorband heeft volgehouden zijn ook niet echt denderend. Ik heb nog een reserveband bij me die iets smaller is, maar wel goed, dus we kunnen dit Chinese experiment veilig doen.
Overigens sta ik hier in Tinghir op een camping, opnieuw in de hoop dat de zaak eens goed droogt. Maar inderdaad, vannacht en vanmorgen wéér regen, en ook nog onweer. Die regenwolken zijn echt stalkers van mij geworden sinds de Rif!
Overigens sta ik hier in Tinghir op een camping, opnieuw in de hoop dat de zaak eens goed droogt. Maar inderdaad, vannacht en vanmorgen wéér regen, en ook nog onweer. Die regenwolken zijn echt stalkers van mij geworden sinds de Rif!
Vrouwen
Ik schreef vorige week dat alle vooroordelen over Marokko nu wel onzin gebleken waren. Alle vooroordelen? Nee, één vooroordeel...
Vrouwen hebben het hier niet makkelijk. Bij de Berbers op het platteland doen ze zeer zwaar lichamelijk werk, in de stad zijn ze meer actief in de luwte. Maar overal hebben ze niet de vrijheid die mannen hebben om het er af en toe eens van te nemen. Mannen zitten in cafés, hangen ouwehoerend langs de weg en zorgen ervoor dat er in het islamitische Marokko veel meer Heineken-flesjes in de berm liggen dan in Nederland. Vrouwen moeten maar gelukkig zijn in trots en stilte.
Het zou vreselijk interessant zijn om eens wat mensen om hun mening te vragen. Een van de Baskische fietsers durfde het bij de herbergbaas wel, maar kreeg een beetje een ontwijkend antwoord in de geest van: wij mannen doen ook heel veel werk hoor. Ik vraag me af of vrouwen hier jaloers zijn op westerse vrouwen, of juist trots zijn op hun ingetogener levenswijze.
Diezelfde Bask schoot het trouwens een beetje in het verkeerde keelgat toen ik liet merken dat ik al dat separatisme in Spanje niet echt begrijp. Dat was wel voor het eerst dat ik een Spanjaard iets over de burgeroorlog en het Francoregime hoorde zeggen.
Primitieve economie
Als ik al het geploeter met spier- en dierkracht hier zie vraag ik me af waarom dat hier nog zo gaat terwijl er al meer dan honderd jaar betere methoden bekend zijn. Waarom moeten die mensen zo hard werken voor zo weinig opbrengst? Ik vind het bijna jammer dat ik economie heb laten vallen omdat het zo droog was; misschien dat dat me aan een antwoord had geholpen.
Het lijkt mij dat de ezeldrijvers, handwerkslieden en keuterboeren eigenlijk zijn buitengesloten van de industrie. De industrie heeft geen werk voor hen, dus hebben zij ook geen geld om industrieproducten te kopen. Dus ploeteren ze maar wat aan om in hun levensbehoeften te voorzien.
Hen uit de armoede halen is dus een kip- en eiprobleem: ofwel zij moeten industrieel werk krijgen zonder dat er meteen vraag is naar de industrieproducten die ze maken, ofwel ze moeten koopkracht krijgen zonder te werken.
Weet iemand hoe het komt dat dat probleem in Europa in de 19e eeuw of in China nu wel kon worden opgelost, maar in veel andere landen nog niet?
Voedselvoorziening
Ik wil ook nog even wat woorden besteden aan hoe ik hier aan mijn eten kom. Ik heb eigenlijk nog maar 3 zelfbedieningswinkels gezien in Marokko (Tétouan, Fez en Tinghir), waarvan er maar 1 (de Carrefour in Fez) iets is dat je in Europese termen een supermarkt zou noemen.
Als je eten wil in Marokko, ga je voor verse dingen naar de markt, en voor industrieproducten kun je terecht bij de talloze winkeltjes zoals deze:
De marktkramen en kleine winkeltjes zijn overal, en ze zijn gezinsbedrijfjes die niet zo zijn gebonden aan formele openingstijden, dus eten vinden is hier veel makkelijker dan in Europa waar de kleine dorjes aan je mooie toeristische route vaak geen enkele winkel meer hebben. Marokkanen houden van dezelfde dingen als ik: brood, jam en yoghurt. Alleen sinaasappelsap is er soms niet, omdat ze dat waarschijnlijk allemaal zelf persen. Ook hebben ze overal La Vache Qui Rit, terwijl je echte kaas bijna nergens vindt. Het is hier gebruikelijk La Vache Qui Rit in losse puntjes te kopen, en de winkelbediende kijkt soms verbouwereerd als ik de decadentie bega in mijn eentje zo'n heel doosje op te kopen.
In het noorden was het blijkbaar mandarijntjesseizoen en verse mandarijntjes zijn verschrikkelijk lekker! Een boer vertelde mij dat ze hun oranje kleur pas krijgen bij een behandeling in de oven; op de markt daar waren ze groen-geel van buiten maar wel rijp van binnen. Ze hebben dan een iets scherpere smaak, alsof er een beetje citroen bij zit. Ik denk er met weemoed aan terug, want hier zijn de mandarijntjes weer oranje (seizoen al voorbij?).
En verder
Ik wil nog steeds naar Marrakech, want dat hoort nu eenmaal bij een bezoek aan Marokko. Hier nog even doorrijden naar het zuiden om onverhard het gebergte Jebel Saghro over te steken oogt echter ook verleidelijk. Het één sluit het ander niet uit, maar via de Jebel Saghro en dan de Tizi-n-Tichka naar Marrakech gaat zeker zeven dagen, misschien meer, duren. Maar er moet dus iets geks gebeuren als de volgende post niet uit Marrakech komt!
De route
Ik heb eindelijk de instelling gevonden die ervoor zorgt dat de telefoon ook in slaapstand je positie bijhoudt. De routekaartjes slaan nu dus eindelijk ergens op.
Find more Bike Ride in Azrou, Morocco
Find more Bike Ride in Morocco
Find more Bike Ride in Khenifra, Morocco
Find more Bike Ride in Morocco
Find more Bike Ride in Imilchil, Morocco
Find more Bike Ride in Morocco
Bij het lezen van je verslag, kan ik maar één woord bedenken: WOW...!
BeantwoordenVerwijderenPrachtig, wat een belevenis, echt een heel andere wereld waar je in verzeild geraakt bent.
Goed bezig, is beslist een verrijking.
Groet Klaas
Ha Reinier,
BeantwoordenVerwijderenJe kaartjes heb ik gekregen, leuk! Ik had je gemaild op je de-adres, maar daar kijk je misschien niet. Zal vanaf nu je g-adres proberen :)
M.
Reinier! Wat een mooie verhalen. Er zijn uitgevers die voor mindere verhalen een boek uitgeven. Ik leef helemaal met je mee. Hoop dat de regen ophoudt je te plagen. Je krijgt groetjes van Brechje,Maaike,Aldrin en Menda en Dick. Veel groetjes en maffish muskela! Angela
BeantwoordenVerwijderen