Dag allemaal, ik schrijf jullie nu vanuit Tafraoute op een wat geïmproviseerde rustdag. Ik moet namelijk weer even bij het internet om wat zaken in Nederland te regelen, en ik heb vanmorgen Tafraoute bereikt en ga er morgen wellicht weer wat later weg. Als ik nu meteen m'n blog schrijf en mijn kleren laat wassen, kan ik hierna in één ruk doorketsen naar Al-Ajoen/Laâyoune.
Ik leef zonder veel besef van dag van de week en toen ik tijdens mijn lunch ineens wat ongebruikelijke geluiden van de minaret hoorde komen en de mannen zich in witte djellaba's richting de moskee zag spoedden, dacht ik: o ja, shit, vrijdag, nu gaat alles dicht. Ik maakte dus maar van de gelegenheid gebruik door zelf ook even wat diepzinnige gedachten te hebben en daarna vond ik alsnog dit internetcafé dat gewoon open is.
Onderaan de Tizi-n-Test sta ik ergens een foto te maken als Brendan O'Brien voorbij vliegt. We rijden een eindje samen op. Hij heeft voor mijn doen een moordend tempo; ik merk dat mijn kruissnelheid erg gezapig is geworden. Mijn uitrusting met kwijtgemaakte fietshandschoenen, niet meer werkende klikpedalen en sharia-verantwoorde lange wijde broek nodigt ook niet meteen uit tot racefietserij. Brendan is een Ier onderweg naar Kaapstad. Blijkbaar is de standaardroute daarvoor die via Rabat (om je visum te halen), Marrakech en dan over de Tizi-n-Test naar Agadir. Hij is in Asni begonnen en wil nog naar Taroudante hoewel de avondschemer in de aanslag staat. Dat betekent een dagafstand van dik 170 km, over de Tizi-n-Test, zijnde de Galibier van het donkere continent, de Mont Ventoux van de Moren. Ik ben toch een getraind schaatser en fietser, maar zoiets met bagage gaat mij ver boven de pet. Zelfs in het vlakke Nederland kwam ik op een dag met als doel 'kilometers maken' niet verder dan 140 km. Misschien had ik er door tot in het donker door te rijden en in een hotel te slapen dik 170 van kunnen maken, maar dan had ik er nog geen bergpas bij gehad.
Hijgend naast Brendan rijd ik een kampeerbaar stuk grasland met arganbomen zonder hekken voorbij, en kom ik in Olad Berhil als de avondschemer inzet. Er staat een aanwijsbordje naar een 'Palace Hotel' en ik rij daar maar heen. Dat 'Palace' zal wel een naam zijn, en uiteindelijk heb je toch goedkope stinktoiletten en een lage prijs.
Dat mag meestal zo zijn in Marokko, maar niet hier. Heet het paleis, dan is het een paleis. Hier is een foto van de ontbijtzaal:
Het paleis is in 1860 gebouwd door een pasja, een Berber-stamleider. En het mag er wezen met dit soort pronkzalen die zelfs in Marrakech indruk zouden maken en een grote palmentuin. De rekening is vrij gepeperd en zorgt ervoor dat ik na mijn vertrek ineens om cash verlegen zit, maar het is nog goedkoper dan sommige overnachtingen in Frankrijk en Spanje.
Ik geef ze geen fooi, omdat ik geen geschikt bedrag in de portemonnee kan vinden (fooi geven door te vragen te wisselen voor een ander bedrag dan op de bon staat is een Nederlands gebruik dat in mijn ervaring ten zuiden van de Pyreneeën niet wordt begrepen; je moet de fooi echt als een losse gift geven). Ik rechtvaardig deze krenterigheid met de gedachte dat ik voor deze prijs toch wel een uitgebreider ontbijt kan verwachten en ook een wastafel die wél goed aan de muur vast zit. Zo zie je dat als iets duur is, de consument ervan vanzelf een zuurpruim wordt, wat dus die altijd muggenziftende recensies van sterrenrestaurants verklaart. De baas van het hotel blijft mij echter nog de hele tijd verwijtend nakijken terwijl ik op de stoep voor het hotel de ketting smeer.
Ik leef zonder veel besef van dag van de week en toen ik tijdens mijn lunch ineens wat ongebruikelijke geluiden van de minaret hoorde komen en de mannen zich in witte djellaba's richting de moskee zag spoedden, dacht ik: o ja, shit, vrijdag, nu gaat alles dicht. Ik maakte dus maar van de gelegenheid gebruik door zelf ook even wat diepzinnige gedachten te hebben en daarna vond ik alsnog dit internetcafé dat gewoon open is.
17/18 november: Marrakech
Zoals vorige week al opgemerkt is Marrakech wat schoner dan Fez of Tétouan. Dat maakt ook dat de geuren en smaken wat meer tot hun recht komen. Ik was daar in het begin van de dag nog te ziek voor, maar later gaf ik toe: vers gebak, het eerste ijsje dat ik in mijn eentje koop, dadels, een kraampje met sterke (van smaak natuurlijk, wel halal) kaneeldrank en cake. Er worden ook allerlei kruidenzepen, -parfums en -zalven verkocht waarvan de één nog lekkerder ruikt dan de ander. Voeg daar nog bij dat er verspreid door de stad schitterende monumenten van de Arabische bouwstijl staan, en de belevenis die Marrakech heet is compleet. Ik heb voor de verandering eens wel foto's gemaakt van de standaardbezienswaardigheden, zoals deze foto uit het Musée de Marrakech, waarvan het pand spectaculairder is dan de tentoongestelde kunst:
Helaas is het wel zo dat de lieden die al het lekkers verkopen dat vrij opdringerig doen. Ik schreef vorige week dat ze "nee" beter begrepen, maar dat geldt niet voor allemaal. Ze roepen "Hello, my friend, where you from?", geven je een hand, willen je daarmee meetrekken naar hun winkel, en laten niet los, hoe vaak je ook zegt dat je niet geïnteresseerd bent en door wilt lopen. Een jongen sprak mij aan op de Jemaa el Fna, wist door mijn aanvankelijke achterdocht heen te komen, maar toen hij mij een derde keer "toevallig" tegenkwam en hij heel geïnteresseerd deed in wat voor elektronica ik bij me had en hoeveel mijn fiets kostte, kreeg ik er toch een naar gevoel over.
Ze spreken zonder uitzondering van alle Europese talen de steekwoorden, maar ze kennen van geen enkele van die talen ook maar één grammaticaregel. Leemtes in hun vocabulaire in de ene taal vullen ze met woorden uit een willekeurige andere: je hoort dingen als "D'où you vienes?". Een echt gesprek is onmogelijk. Als je je met een vriendelijke opmerking uit hun gezelschap wilt terugtrekken, begrijpen ze die niet of doen ze alsof, zodat je kan kiezen tussen verder toegeven of kwaad worden.
Door die gasten moet je uitkijken dat je niet bij elke Marokkaan die je groet demonstratief boos door gaat lopen.
De jeugdherberg in Marrakech was niet zo leuk als die in Fez. Qua andere gasten zat een voor jeugdherbergtermen oudere franstalige man die zichzelf heel ziek vond, en kwam voor één dag ook Stasiu langs. Hij is een Pool die op de fiets onderweg is naar Kaapstad. Hij heeft een blog op http://arczynski.wordpress.com/ en heeft zo te zien inmiddels zelfs de hoogste piek van de Atlas en Noord-Afrika bedwongen. De grap is dat hij bij al die branievolle daden een stille gast is die met een verlegen glimlachje bevestigend antwoordt dat hij tot Kaapstad door wil gaan.
19 november: Marrakech - Ijoukak
Na twee dagen Marrakech voelde ik me eigenlijk nog helemaal niet klaar met die stad. Er zijn nog allerlei lekkernijen uit te proberen en paleizen te bekijken. Gelukkig is er dikke kans dat ik er op de terugweg weer één of meer dagen ga verblijven.
Ook zat ik een beetje met het einde van de reis. Op mijn vorige post kreeg ik veel reacties in de geest van "veel plezier met het laatste stukje!", waarop ik dacht, laatste stukje!? Tsja, het is zo. Ik was er aan gewend dat er altijd een volgende stap was, een nieuw land met een nieuw volk, een nieuw landschapstype dat weer een stapje exotischer is dan het vorige. Maar na Marokko en na de Sahara komt er niets meer.
In Marrakech had ik het gevoel dat ik best verder wilde. Ik zou visa, fietsonderdelen en inentingen moeten regelen. Die eerste twee kosten tijd maar zijn te doen, inentingen regelen in Marokko kan wel eens zo'n ramp worden dat je beter voor een paar tientjes met een vakantiecharter terug naar Nederland kunt vliegen om ze daar te halen. Kun je ook meteen je fiets laten nakijken en je ouders even gedag zeggen.
Mijn belangrijkste reden om geen inentingen voor tropische ziektes te halen was dat Mauritanië als onveilig gebied geldt, maar zoals ook met fietshelmen en fietslicht blijkt is veiligheidsbeleving vooral afhankelijk van groepsnormen. Reageerde iedereen in Europa op mijn fietsplan vol ontzag met "Wat? De Sahara!?", hier vraagt men "En na Marokko?". En veel van de beladen fietsers en 4WD'ers die ik tegenkom gaan zorgeloos Mauritanië tegemoet. En dan voel ik me stiekem een beetje lullig.
Ik zat ook in mijn hoofd met de duur van drie maanden - zelfs onafhankelijk van de veiligheidssituatie was ik niet van plan geweest verder dan Nouakchott te rijden. Ik weet eigenlijk niet meer waar ik het op baseerde.
Maar nu heb ik er ook wel weer vrede mee. Als ik dan weer bij zo'n klein etenswinkeltje komt dat precies hetzelfde kleine assortiment heeft, weer "Hallo" en "dankjewel" in het Arabisch zeg maar verder geen praatje kan maken, dan merk ik dat ook dat een sleur is geworden. Ik heb ook wel eens gelezen dat je bij bijvoorbeeld een nieuwe baan na drie maanden weer sleur ervaart. Wat dat betreft kan het wel eens de ideale duur zijn!
Reed ik Marrakech in langs sloppenwijken, eruit gaat het via de elitaire kant. Brede boulevards, grote villa's, en een golfbaan of drie. Een vrijliggend fietspad langs de ene boulevard, een parallelbaan voor langzaam verkeer (fietsers, brommers, muilezels) langs de andere. Als de weg de stad dan toch verlaat, rij je door een rommelige vlakte die een beetje aan het Amerikaanse buitengebied met verspreide grote huizen en nieuwbouwwijken doet denken. Naarmate je verder van de stad komt en meer doorgaande richtingen zich aftakken wordt de weg steeds rustiger. De pasweg van de befaamde Tizi-n-Test (toch niet zo befaamd dat ie een wikipedia-artikeltje heeft) is op een enkele vrachtwagen met lifters na zelfs helemaal leeg; blijkbaar neemt alle doorgaande verkeer over de Atlas de grote weg Marrakech - Agadir en is de kronkelige Tizi-n-Test alleen iets voor aanwonenden en toeristen. Da's mooi voor mij!
De Atlas ligt weer als een dreigend, besneeuwd bastion in de verte. Ondertussen klim ik vals plat door de vlakte van 500 naar 800 meter boven zeeniveau. Bij Tahanaoute begint het bergachtig te worden. Eerst rij ik door kale heuvels met begroeide dalen die aan de Groene Vallei van Platvoet en z'n Vriendjes doen denken. In Asni is het soek (wekelijkse markt). Het is eigenlijk verbazingwekkend hoe groot het verschil is tussen levensmiddelenverkopers die vaste prijzen hanteren en je het wisselgeld nog na komen dragen, en de andere handelaars die vervelend zitten te ronselen.
Na Asni rijd ik tussen de echte bergen, maar het dal blijft nog redelijk vlak. Op de bodem stroomt een breed uitwaaierende rivier. Het lijkt erg op het dal waar de weg van Aghbala naar Imilchil doorheen loopt, krap twee weken geleden. Ik krijg heel veel zin om langs de rivier te kamperen en even later zie ik inderdaad een vlak plekje. Het is niet helemaal uit zicht van de pasweg, maar mijn angst voor echte criminaliteit is eigenlijk erg gedaald naarmate ik Marokko meer leer kennen. Men mag een toerist hier graag tillen, maar ik zie niemand die ik ervoor aanzie geweld te gebruiken, en hoor ook nergens verhalen in die geest.
20 november: Ijoukak - Olad Berhil
De Tizi-n-Test. Hij prijkt in elke reisgids van Marokko als misschien wel de mooiste en misschien ook wel de gevaarlijkste weg van Marokko. Een must-see, als je durft. Het was de enige bergpas waarvan ik al voor vertrek wist dat ik hem wilde gaan doen. En dit was de dag.
Het viel niets tegen. Voor fietsers zijn de grote wegen in Marokko gevaarlijker dan zo'n rustige bergweg, en de uitzichten mogen er zijn. Je ziet als je de bocht uit kijkt soms vier of vijf andere plekken waar je eerder geweest bent op verschillende hoogtes tegen verschillende bergwanden liggen. In een afdaling zoals bij de Tichka heb je geen idee hoe en waarom dat zo aangelegd is, maar in de klim heb je meer tijd om te kijken en na te denken en kun je de wirwar doorgronden.
Ik was 's morgens om 7:40 weg, lang geleden dat ik tent inpakken en
ontbijten zo vroeg geregeld had. Het valt me op dat er nadat ik aankwam
nog een open vrachtwagen met mannen in de open laadbak over een piste
door de rivier gereden was, en dat diezelfde wagen er 's morgens voor
mijn vertrek al weer de andere kant op was langsgekomen. Zij die werk
hebben maken hier lange dagen.
Het dal waar je doorheen rijdt is mooi met kleine irrigatiekanaaltjes die met hun kraakheldere snelstromende water op de sprengbeken van de Veluwe lijken. Ze voeden de populieren en fruitbomen die in het dal groeien. De dalwanden zijn begroeid met dennenbos, en daarboven zie je de ongenaakbare grijze rotsen van de bergen met grote vlekken sneeuw.
Daarna rij ik in een sportief tempo omhoog door alle slingers. De weg is door de Fransen prachtig aangelegd: het ziet er spectaculair uit maar ondertussen is het stijgingspercentage beschaafd en gelijkmatig, een goed voorbeeld van wat fietsers een "loper" noemen. Echt hard gaat het met de bagage toch niet en ik moet de bestorming één keer onderbreken voor een uitgebreide lunchpauze. Zo rond 14:00 ontstaat er wat verwarring over het hoogste punt. Eerst passeer ik met de GPS-hoogtemeter op 2080 een ongemarkeerd bergzadel. Zou dat 'm zijn? Maar volgens mij had ik op het internet al foto's gezien van mensen bij een monument op de top...
De weg gaat opnieuw klimmen en de GPS-hoogtemeter gaat hoger dan de algemeen geaccepteerde hoogte van de Tizi-n-Test op 2092. Blijkbaar is het ding toch ook niet zo goed. Bij een mobiel-mast op volgens GPS 2169 meter gaat de weg weer dalen. Was dít 'm dan? Ik hou maar vast een eetpauze, terwijl ik eigenlijk op de pashoogte wat had willen bestellen, want mijn maag begint te rammelen.
Eén bocht voorbij dit punt zie je dan echter een bergzadel waar een paar bouwseltjes staan: dat kan niet meer missen! En inderdaad:
GPS geeft daar 2165 meter; waarschijnlijk is het dus niet het hoogste punt in de weg. Wel verkoopt men er naast de afgebeelde snuisterijen thee en omeletten. Het is inmiddels 15:00 geweest en besluit dat de omelet ook maar als diner moet dienen, zodat ik nog wat extra kilometers kan maken. Er zit salade bij, en ik zie de praterige baas en slungelige helper Driss die daar als twee mannen onder elkaar het restaurant runnen er niet voor aan veel hygiëneregels te respecteren. Toch eet ik de salade maar op, dineren zonder groente en fruit is ook zo wat. En ik heb achteraf nergens last van gehad!
Ik begin weer aan de afdaling door de bevestiging van de bagage nog eens goed te controleren en de fiets daarna helemaal te laten gaan, maar ik merk al snel dat dat met alle kuilen in de weg en verzakkingen langs de afgrond geen goed idee is. Dit is in tegenstelling tot de Tizi-n-Tirherhouzine-zuidzijde en de Tizi-n-Tichka-noordzijde geen afdaling om los te gaan als op een motorfiets. Dit is een plek om als op een elektrische fiets 25 per uur te rijden zonder er iets voor te hoeven doen, en vaak te stoppen voor een foto. Uit die houding is deze plaat voortgekomen:
(Oeps, ik zie nu pas dat ik er zelf als schaduw op sta!)
Zoals je hier ziet, is de zuidkant van de Tizi-n-Test vrij groen, veel groener dan de zuidzijde van de andere twee passen over de Hoge Atlas die ik heb gedaan. Het is zelfs groener dan de noordkant, maar wel andere vegetatie dan ik eerder heb gezien: arganbomen (dat de Limburgse wikipedia daar wel iets van weet en de Nederlandse niet is vreemd, maar het is niet anders) met een ondergroei van gras. De arganboom heet ook wel geitenboom, en dat is hierom:
De berggeiten wenden al hun lenigheid aan om ervan te eten, hier staan ze rechtop, maar ze schijnen er zelfs wel eens helemaal in te klimmen.
Onderaan de Tizi-n-Test sta ik ergens een foto te maken als Brendan O'Brien voorbij vliegt. We rijden een eindje samen op. Hij heeft voor mijn doen een moordend tempo; ik merk dat mijn kruissnelheid erg gezapig is geworden. Mijn uitrusting met kwijtgemaakte fietshandschoenen, niet meer werkende klikpedalen en sharia-verantwoorde lange wijde broek nodigt ook niet meteen uit tot racefietserij. Brendan is een Ier onderweg naar Kaapstad. Blijkbaar is de standaardroute daarvoor die via Rabat (om je visum te halen), Marrakech en dan over de Tizi-n-Test naar Agadir. Hij is in Asni begonnen en wil nog naar Taroudante hoewel de avondschemer in de aanslag staat. Dat betekent een dagafstand van dik 170 km, over de Tizi-n-Test, zijnde de Galibier van het donkere continent, de Mont Ventoux van de Moren. Ik ben toch een getraind schaatser en fietser, maar zoiets met bagage gaat mij ver boven de pet. Zelfs in het vlakke Nederland kwam ik op een dag met als doel 'kilometers maken' niet verder dan 140 km. Misschien had ik er door tot in het donker door te rijden en in een hotel te slapen dik 170 van kunnen maken, maar dan had ik er nog geen bergpas bij gehad.
Hijgend naast Brendan rijd ik een kampeerbaar stuk grasland met arganbomen zonder hekken voorbij, en kom ik in Olad Berhil als de avondschemer inzet. Er staat een aanwijsbordje naar een 'Palace Hotel' en ik rij daar maar heen. Dat 'Palace' zal wel een naam zijn, en uiteindelijk heb je toch goedkope stinktoiletten en een lage prijs.
Dat mag meestal zo zijn in Marokko, maar niet hier. Heet het paleis, dan is het een paleis. Hier is een foto van de ontbijtzaal:
Het paleis is in 1860 gebouwd door een pasja, een Berber-stamleider. En het mag er wezen met dit soort pronkzalen die zelfs in Marrakech indruk zouden maken en een grote palmentuin. De rekening is vrij gepeperd en zorgt ervoor dat ik na mijn vertrek ineens om cash verlegen zit, maar het is nog goedkoper dan sommige overnachtingen in Frankrijk en Spanje.
Ik geef ze geen fooi, omdat ik geen geschikt bedrag in de portemonnee kan vinden (fooi geven door te vragen te wisselen voor een ander bedrag dan op de bon staat is een Nederlands gebruik dat in mijn ervaring ten zuiden van de Pyreneeën niet wordt begrepen; je moet de fooi echt als een losse gift geven). Ik rechtvaardig deze krenterigheid met de gedachte dat ik voor deze prijs toch wel een uitgebreider ontbijt kan verwachten en ook een wastafel die wél goed aan de muur vast zit. Zo zie je dat als iets duur is, de consument ervan vanzelf een zuurpruim wordt, wat dus die altijd muggenziftende recensies van sterrenrestaurants verklaart. De baas van het hotel blijft mij echter nog de hele tijd verwijtend nakijken terwijl ik op de stoep voor het hotel de ketting smeer.
21 november: Olad Berhil - de buurt van Souk-Tnine-Toufelaazt
Deze ochtend wil ik bewijzen dat ik ook best hard kan fietsen zoals Brendan dat kan, en een vals plat naar beneden en een stevige rugwind helpen daarbij. Ik ga 30 per uur, en het mooie is dat nu ook de motorvoertuigen lijken te begrijpen dat je met die snelheid niet even makkelijk de berm in kunt duiken. Ik ben rond tienen in Taroudante, terwijl ik had gedacht daar bij de lunch te zijn.
Ik rij hier door de Souss-vallei, een breed rivierdal tussen de Hoge Atlas in het noorden en de Anti-Atlas in het zuiden. De grond in de Souss wordt hier en daar gebruikt voor arganbomen, op andere plekken voor citrusvruchten en weer andere delen liggen min of meer braak en zijn een soort savanne met cactussen en verspreide bomen. Er zijn ook wat weiden en ik passeer zowaar de Jaouda-zuivelfabriek waar de Mixy-drinkyoghurt wordt gemaakt die hier door alle kleine kruideniers wordt verkocht en mij door menige diarree-aanval heen gesleept heeft.
De passage door Taroudant gaat over een brede, aangeharkte boulevard die niet alleen bankjes maar zelfs ook prullenbakken op de stoep heeft staan. En zoals overal in Marokko waar het mooi aangeharkt is staan er billboards met daarop afgebeeld de koning, opperbevelhebber der strijdkrachten en aanvoerder der gelovigen Mohammend VI:
Na Taroudant gaat het gauw minder: de wind komt nu van links opzij, en er zijn wegwerkzaamheden bij de brug over de Souss. Daarna moet het verder op een kleiner weggetje waar ik even weer hard opschiet, tot mijn achterband ineens plat blijkt te zijn. Het is lekke band nummer drie op deze reis.
Het blijkt dat de buitenband achter, toch een echte Schwalbe Marathon, behoorlijk op is. Ik heb hem in de haast bij de kapotte spaak in Fez verkeerd om gemonteerd, en gedacht dat dat wel los zou lopen. Zou het toch een snelle slijtage in de hand gewerkt hebben? Hij zit nu in ieder geval weer goed om, en ik geloof dat het om de verticale as omkeren sowieso een goede manier is om nog wat extra levensduur uit een afgeleefde buitenband te peuren. Zo moet ik in ieder geval Tafraoute kunnen halen, en daar op zoek gaan naar een nieuwe 42 millimeter brede band.
Daarna is het lunchtijd en voor het eerst staat het vaste menu van Marokkaans rond wit brood, La Vache Qui Rit en chocopasta mij tegen. Ik kan het oplossen door meer vers fruit te eten, maar dat is op veel minder plekken te koop dan voornoemde zaken. Op het platteland moet je voor verse dingen maar net een soek treffen, terwijl de kleine levensmiddelenwinkeltjes in ieder dorp 7/7 iets van 14 uur per dag open zijn.
Na de lunch volgt al gauw de Anti-Atlas. Het is op de noordzijde daarvan verbazingwekkend groen voor de breedtegraad. Er staan arganbomen en daaronder groeit gras met veel gele bloempjes ertussen:
Het gekke is dat je nergens oppervlaktewater ziet - ondanks de weelderige plantengroei staan alle rivieren en beken droog, inclusief de Souss zelf. En over weinig water gesproken, ook mijn drinkwatervoorraad raakt op.
Ik zet mijzelf op rantsoen en rij extra langzaam om niet te veel te zweten. Eerder was ik wel eens met 5 liter water vertrokken, maar dat was dan achteraf niet nodig, en zo word je roekeloos en nu zit je met de gebakken peren. De klim is niet aflatend zwaar, de nieuwe asfaltweg volgt de oude piste die er op de Michelinkaart nog ligt, en die was niet subtiel aangelegd. Ik krijg een slecht humeur.
Dat wordt weer beter als de helling afplat en er weer gehuchten met landbouwgrond verschijnen, waar men ook water verkoopt. In het tweede gehucht vraag ik bij het beschikbare gezag - dat wil zeggen, de levensmiddelenwinkel - toestemming om mijn tent neer te zetten en ga daar lekker zitten koken. Een man komt buurten in het Berbers of Arabisch, ik denk dat hij mij wil uitnodigen voor thee. Ik wil dat toch wel eens meemaken, bij zo'n boerengezin thuis, en zet mijn spullen in de tent om daarna mee te gaan. Als ik de brander in de tent zet denkt de man echter dat ik in de tent wil gaan koken. Is het dan toch geen uitnodiging? Misschien zegt hij alleen maar dat ik om hulp kan komen vragen in de richting waar hij wijst, als nodig. En dan zit ik meteen aanstalten te maken om aan zijn eten en drinken te gaan zitten. Wat ben ik toch een profiteur...
Dus toch maar doorgegaan met de kookvoorbereiding. Net als eerder in de Jebel Saghro komen mensen vriendelijk groeten, maar word ik niet thuis uitgenodigd. En dat is zo natuurlijk beter.
22 november: de buurt van Souk-Tnine-Toufelaazt - Âït Abdellah
52,9 kilometer. Dat is toch geen dagafstand voor een man? Voor een vader misschien die een weekendje met zijn achtjarige zoon gaat fietsen. En toch staat het aan het eind van de dag op mijn telefoonscherm. Het gekke is dat er geen echte oorzaak voor is aan te wijzen. Ja, er was weer een platte band. Ja, er waren veel hoogtemeters. En tegenwind. Maar dat weerhield mij er eerder ook niet van gewoon 80 à 90 km te doen. Het is het gevoel uit de verhalen over fietsvakantie die Bob den Uyl schreef: iets is misgegaan, maar je weet zelfs achteraf niet precies wat en al helemaal niet hoe je het had moeten voorkomen.
De dag begon al demotiverend. Ik had gisteravond door de afvlakkende klim het idee gehad dat ik boven was, en dat er nu een daling zou komen, maar ik ben deze dag nog weer eens 700 meter gestegen waarbij het nergens vlak was. Ook had ik opnieuw een waterprobleem omdat het winkeltje waar ik 's avonds kampeertoestemming had gevraagd nog dicht was, en ik geen zin had om te gaan afwachten wanneer het de eigenaar zou behagen de tent los te doen. En de wijsheid is dat je in Zuid-Marokko altijd flessenwater moet drinken.
In de eerste winkel langs de weg, na een kilometer of 8, begrepen ze geen Frans en ook mijn poging tot Arabisch (volgens officiële bronnen "am-maâ", maar als de Marokkanen het zeggen hoor ik het als "amman") bleef onbegrepen. Met drinkgebaren doordrong ik hen ervan dat ik water wilde en met het noemen van plaatsnamen wisten ze zelfs nog mijn route te achterhalen.
Nadat in Souk-Tnine-Toufelaazt alle bevoorradingsachterstanden waren opgelost, gooide ik het gas erop. Dat moest er echter na een half uur al weer helemaal af, want de achterband was opnieuw lek. Het bleek dat de plakker van de dag ervoor een beetje had losgelaten. Waarschijnlijk is de instructie van minimaal 5 minuten wachten voor Nederlandse bandenplaksolutie niet berekend op droge woestijnwind in de zon, en had ik nu eens wel moeten toegeven aan mijn ongeduld.
Daarna kwamen er weer eens twee kinderen om een stylo (balpen) bedelen. Dat is ooit ontstaan doordat goedbedoelende toeristen pennen (om te leren schrijven) uitdeelden aan kinderen die om snoepjes vroegen, maar het gebedel om pennen is inmiddels een plaag op zichzelf. Alleen had ik werkelijk een pen over, een onpraktische uitgumbare pen die ik had gekocht omdat ik zogauw geen gewone kon vinden, en voor de grap besloot ik toch eens toe te geven aan het gebedel. Het is inderdaad leuk om te zien wat er dan gebeurt. Eerst volgt er een stortvloed van dankbaarheid; de raarste kwibus van de twee probeerde zelfs mijn hand te kussen. Daarna wilden ze echter ook een cadeautje voor de ander, ondanks mijn gebaren dat ze maar moesten delen, en gingen ze weer net zo hard bedelend meerennen. Pas bij een stukje afdaling kon ik ze definitief afschudden.
Naarmate je hoger en verder komt verandert het landschap. De grazige Anti-Atlas wordt rotsiger en bruiner en de arganbomen maken plaatsen voor een ander soort loofboom met lange bladeren en grote knoppen. Uiteindelijk bereik ik tegen het eind van de middag het einde van de kleine weg die op de kaart nog als piste staat. Er staat daar een mooie geïmproviseerde wegwijzer:
Vrij gauw daarna zie ik een schaars bereden karrespoor dat over een heuvel naar een plek buiten het zicht van de weg leidt. Voorbij het eind van dat spoor vind ik deze mooie privé-oase om in te overnachten:
Het is daar wel erg rotsig, wat ik probeerde te handlen door de scherpste stenen aan de kant te gooien en alleen op mijn slaapmatje in de tent te zitten, maar eigenlijk was het toch echt te gek. Ik hoop hard dat het in de woestijn voorbij de Anti-Atlas lukt om goede oppervlakken voor de tent te vinden, maar zie er met wat zorgen naar uit.
Trouwens sta ik er jaarlijks op 22 november bij stil dat 22 november, en wel in het jaar 1998, de vroegste datum is waarop ik op natuurijs heb geschaatst. Na een nacht lichte en twee nachten matige vorst was mijn vader maar eens gaan rondbellen langs zijn schaatsvrienden, en bij Stef uit Loil was het raak. Triomfantelijk kwam hij de woonkamer binnen rennen en riep: "Mo'j heure, Stef het net met Paul gebeld, en hi-j het ies!". Over 't algemeen werd er bij ons thuis tegen de kinderen geen dialect gesproken, maar de winter is een oerkracht die de verwijfde standaardtaal niet duldt. En als ik zo aan deze dag terugdenk krijg ik wel weer zin in speculaas, erwtensoep, pannenkoek, en mandarijntjes die niet geel maar knaloranje zijn.
23 november: Âït Abdellah - Tafraoute
Opnieuw vroeg weg, en vandaag geen enkel bevoorradingsprobleem. En na een laatste stukje klimmen komt daar dan ein-de-lijk weer eens een afdaling! Opnieuw een vliegende afdaling met bulderende wind en drukpijn in je oren als in een landend vliegtuig. Hij leidt naar een mooie bergvallei met on-Marokkaans grillige rotswand aan de noordkant. Daarna links en nog een keer een paar meter klimmen naar Tafraoute, waar ik zoals gezegd moet stoppen om wat zaken te regelen.
Ik was al in Tafraoute om 10:30, dus kan meteen álles regelen wat er na een week fietsen te regelen valt, en morgen weer met hernieuwde kleding, fiets etcetera verder richting de grote leegte van de volle Sahara.
De route
Geen ingebedde kaartjes meer, die waren volgens mij retetraag en de mensen zonder AdBlock zagen volgens mij ook meer advertentie dan kaartje. Vorige week waren er daarom helemaal geen routes, nu dus als tekstlink voor de afgelopen twee weken. Voor de liefhebbers:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten